De Franse econoom Piketty, schrijver van de bestseller ‘Capital in the 21st Century’, kwam 5 november naar Nederland. Als eerste sprak hij, op uitnodiging van GroenLinks, in de Tweede Kamer. Later op die avond sprak hij in de Amsterdamse poptempel Paradiso.

Piketty, men kan niet om hem heen. Hij wordt geprezen door mensen die een einde willen aan de extreme ongelijkheid in de wereld, en gehaat door de verdedigers van de ‘vrije markt’. Als een popster werd hij ontvangen. Dat een econoom die extreme ongelijkheid aankaart zo’n hot issue is, laat zien dat de tijden veranderd zijn en het dogma dat de vrije markt voor iedereen het beste is, niet meer klakkeloos wordt geaccepteerd. Hoewel er voor velen onduidelijkheid is over welke veranderingen er precies nodig zijn, is het voor een groeiende groep sinds de crisis van 2008 duidelijk dat de status quo ongewenst is, en dat er nodig iets moet veranderen.


Jesse Klaver van GroenLinks had Piketty uitgenodigd om te komen spreken in de Tweede Kamer. Daar mocht hij de financieel specialisten van alle partijen toespreken. GroenLinks en SP tonen zich als de grootste voorstanders van Piketty’s beoogde vermogensbelasting. Voor hen is hij zo ongeveer als een nieuwe profeet. De PvdA zit in een spagaat. Enerzijds wil zij meeliften op de populariteit van Piketty om zichzelf uit het slop te halen, anderzijds is zij gebonden aan het beleid van kabinet-Rutte II. Oud-staatssecretaris Willem Vermeend, onderdeel van de uiterst rechtse vleugel van de PvdA, schreef zelfs een boek tegen de ideeën van Piketty.

Piketty’s ideeën

Wat staat Piketty voor? Zijn boek 'Kapitaal in de 21e eeuw' behandelt zijn historische onderzoek naar ongelijkheid in een aantal landen, waaronder de VS en Frankrijk. Uit dit enorme onderzoek trekt hij de conclusie dat de groeiende ongelijkheid tussen rijk en arm – dus tussen kapitaalbezitters en de rest van de samenleving – de normale gang van zaken is onder het kapitalisme. Perioden van afnemende ongelijkheid, zoals de economische opgang in het Westen in de decennia na de Tweede Wereldoorlog, zijn juist de uitzondering.

Piketty richt zich naast inkomen ook op vermogen, en breekt daarmee met het gebruikelijke discours, waar door middel van de Gini-coëfficiënt wordt aangetoond dat de meeste Europese landen vrij egalitair zouden zijn. Juist op het vlak van vermogen is de ongelijkheid de laatste decennia extreem gegroeid, waardoor we teruggaan naar de ongelijkheid van de 18e en 19e eeuw, waarin het lucratiever was om een rijke partner te trouwen dan om een bedrijf op te richten.

Zijn theorie is gebaseerd op twee variabelen: r, het rendement op kapitaal, oftewel de gemiddelde winstvoet, en g, de groeivoet van de economie. Wanneer r groter is dan g, oftewel het kapitaal sneller groeit dan de economie als geheel, dan worden de rijken rijker, terwijl het aandeel van de werkende klasse minder hard groeit, en wordt de ongelijkheid groter. Historisch gezien was dit dus meestal het geval, behalve tijdens een groot deel van de twintigste eeuw. De vernietiging van kapitaal tijdens de wereldoorlogen, de sterke belastingen en reguleringen, en de uitzonderlijke periode van economische opgang na de Tweede Wereldoorlog, leidden tot enkele decennia waarin er afnemende ongelijkheid was. Echter, sinds de jaren ’70 is de groei flink afgenomen, terwijl de winsten over het algemeen flink zijn gestegen. Dit betekende een terugkeer naar de normale gang van zaken onder het kapitalisme.

Hoewel de naam ‘Kapitaal in de 21e eeuw’ doet denken aan Das Kapital van Marx, is Piketty echter geen marxist, noch in zijn analyse, noch in zijn politieke standpunten. Terwijl Marx een kritische analyse van het kapitalisme als productiewijze maakt, gaat Piketty enkel in op de verdeling van welvaart binnen dit systeem. Critici proberen hem af te schilderen als een radicale communist, maar Piketty is in feite gewoon een voorstander van de ‘markteconomie’, die wil aantonen dat de groeiende ongelijkheid het kapitalistische systeem in gevaar brengt, en daarom pleit voor een meer egalitaire verdeling.

Zijn ‘oplossing’ voor het probleem is een wereldwijde vermogensbelasting, welke hij overigens zelf utopisch noemt. In feite komt hij dus niet met een echte oplossing. Hij pleit ervoor dat individuele landen meer belasting gaan heffen op vermogen en minder op arbeid. Hij is zich er echter ook van bewust dat de rijken hun vermogen zullen proberen te stallen in andere landen, wat ook de reden is dat hij pleit voor een wereldwijde belasting, ondanks dat hij die laatste zelf utopisch noemt.

Nederlands exceptionalisme?

Uiteraard waren er ook de zonnige rechtse critici van Piketty in Nederland. Verschillende tegenstanders kwamen op de proppen met verhalen over hoe Nederland anders was dan de rest van de wereld. Nederland heeft al uiterst hoge belastingen en is extreem egalitair, werd er gezegd. Dankzij het huizenbezit en het ‘beste pensioenstelsel ter wereld’ is er een grote middenklasse en is Nederland een uitzonderlijk land. De boodschap is duidelijk: Nederland is anders dan Frankrijk en de VS, en heeft geen behoefte aan onruststokers van buiten. “Meneer Piketty, u kunt aldus vertrekken, laat onze vreedzame gemeenschap met rust.”

Het klopt dat Nederland relatief hoge inkomstenbelastingen heeft, met een hoogste schaal van 52%, hoewel de hoogste schaal historisch gezien (net als in de meeste andere Westerse landen) hoger is geweest. De inkomstenbelasting erbij halen is echter een afleidingsmanoeuvre. Bij Piketty gaat het namelijk om vermogen, hetgeen in Nederland juist relatief weinig belast wordt. Volgens het CBS had in 2012 de rijkste 1% van de Nederlandse huishoudens 23,4% van het totale vermogen. In 2008 was dit nog 21,5%. Dit laat nog eens goed zien dat we niet ‘allemaal samen in hetzelfde schuitje zitten’ en dat de rijken tijdens de crisis enkel rijker zijn geworden. Volgens de Utrechtse hoogleraar Van Bavel is de vermogensongelijkheid in Nederland bijna net zo groot als in de Verenigde Staten.

Inkomsten- en vermogensbelasting kan men in Nederland niet los van elkaar zien. Sinds de invoering van het ‘boxenstelsel’ van belastingen in 2001, zitten de miljonairs goed.  Het Nederlandse belastingstelsel zit zo in elkaar, dat vermogenswinsten niet als inkomsten worden gerekend. Zo heeft volgens het CBS de helft van de huishoudens met meer dan 10 miljoen euro, minder dan een ton aan besteedbaar inkomen per jaar. De reden hiervoor is dat de miljonairs via hun accountants en adviseurs altijd wel manieren vinden om zoveel mogelijk inkomen en vermogen in Box 2 te laten vallen, in plaats van Box 3 (waarin het spaargeld en andere vermogen zit). Middenklassengezinnen of eigenaars van kleine bedrijfjes betalen relatief veel meer over hun extra's die tot Box 3 gerekend worden, dan de allerrijkste groep. Directeur-grootaandeelhouders van ondernemingen stellen hun inkomen vast op het (door de Belastingdienst vastgestelde) minimum van € 44.000 en voeren verschillende privékosten (zoals hun auto, en feestjes) als bedrijfskosten op. Daarnaast kunnen zij geld lenen van hun eigen onderneming, waaronder zelfs hypotheken waarop zij van de overheid dan ook nog eens hypotheekrenteaftrek krijgen. Verder is er de trend om vermogen zo lang mogelijk in het bedrijf te laten zitten. Via bovengenoemde trucs kan deze echter toch bij de rijkste groep terecht komen.

Dus, terwijl de Nederlandse middenklasse door de rechtse partijen en sensatiepers opgehitst wordt over de ondraaglijke belastingdruk op hun zuurverdiende centen in Box 1 en 3, en gestimuleerd wordt om hun woede te ventileren op  de ‘uitzuigerij’ van de armere groepen in de samenleving, hebben de allerrijksten weinig tot geen last van deze inkomstenbelasting en ontsnappen zij lachend via Box 2.

De meest felle Nederlandse tegenstander van Piketty is de oud-staatssecretaris Willem Vermeend, een vertegenwoordiger van de rechtervleugel van de PvdA, die medeverantwoordelijk was voor de invoering van het bovengenoemde belastingstelsel in 2001. Naast dat hij er net als alle andere critici op hamert dat Nederland helemaal geen ongelijk land is, is zijn andere argument dat er in Nederland helemaal geen sprake is van rijke renteniers, maar van rijken die vele investeringen maken die goed zijn voor ons allen. Dit zou door een cultureel verschil komen, dat Piketty met zijn 'Franse bril' niet zou begrijpen.

Dit argument is uiteraard niet nieuw. Het is het grijsgedraaide argument van de ‘trickle down theory’, maar dan in een specifiek Nederlandse context. Het probleem is dat het wel of niet rentenier zijn, afhankelijk is van de economische situatie waarin het kapitalisme zich bevindt. We bevinden ons sinds 2008 in een wereldwijde crisis van overproductie. Dat leidt ertoe dat productieve investeringen, de motor van het kapitalisme, flink zijn afgenomen. In Nederland zijn productieve investeringen nu nog steeds 20% lager dan in 2008. De grote bedrijven in de Eurozone hadden vorig jaar 2.000 miljard euro opgepot. Een groot deel van investeringen die er wel zijn, zijn daarom van speculatieve aard, zoals vastgoed, het kopen van eigen aandelen, bitcoin, etc. De rechtvaardiging dat deze ongelijkheid tot investeringen en vele nieuwe banen leidt, kan daarom ook naar de prullenbak verwezen worden.

 Een teken des tijds

In de avond van 5 november sprak Piketty in de Amsterdamse poptempel Paradiso. De kaartjes voor deze avond waren sneller uitverkocht dan die voor menig artiest of band. Piketty zelf stelde dat hij zeer tevreden was met het enthousiaste publiek. Zijn bezoek in de Kamer en de discussie met de Nederlandse Tweede Kamerleden vond hij helemaal niets, hetgeen veel zegt over de kwaliteiten van de meerderheid van de Kamerleden.

De belangstelling voor Piketty is een teken des tijds, een afspiegeling van een bewustwordingsproces. Het is voor velen duidelijk dat er iets mis is met een systeem waarin de rijken steeds rijker worden, terwijl de meerderheid van de bevolking de dupe is van een aanhoudende crisis, met een dreigende triple-dip recessie voor Europa.

Terwijl we de onwaarheden van de rechtse critici van Piketty moeten doorprikken, moeten we tegelijkertijd inzien dat Piketty zelf geen oplossing biedt voor de crisis of de toenemende ongelijkheid. Hij noemt zijn globale vermogensbelasting zelf ‘utopisch’. Hoewel wij een vermogensbelasting voor de rijkste 1% zouden steunen, weten wij ook dat zo’n belasting de allerrijksten ertoe zal zetten om hun kapitaal elders te stallen. Daarom zijn wij van Vonk voor de onteigening van het enorme vermogen van de rijkste 1%, en de plaatsing ervan onder een democratisch en rationeel plan, in het belang van de 99%.