Wat is de aard van de 'boerenprotesten' in oktober 2019? Wat zijn de problemen met de Nederlandse kapitalistische landbouw? Hoe lossen we deze op? Wat moet de houding van de arbeidersbeweging zijn?

Aard van de protesten

De boerenbeweging begon als een verwarde beweging, maar met één duidelijk speerpunt. De Nederlandse boeren moeten niet de rekening betalen voor het oplossen van de stikstofproblematiek. Een deel van de heersende klasse (vertegenwoordigd door D66) zou liever de veestapel ingekrompen zien. Hier werd tegen geprotesteerd. Na steeds meer regels op het gebied van milieu en dierenrechten, waren de nieuwe stikstofnormen de druppel die de emmer liet overlopen.

Deze eis van de boeren kon op sympathie rekenen van een overgrote meerderheid van de bevolking, die aanschouwde hoe een hele stoet aan tractoren voor de langste ochtendspits ooit zorgde. Scènes van een tractor die een dranghek omver reed, zorgden wellicht voor mooie beelden. Het had voor veel mensen iets nostalgisch, een verlangen naar een vroeger tijdperk dat voorbij is.

Echter, de hartelijke ontvangst door (ultra-)rechtse partijen en reactionaire media als Telegraaf en Pownews, maakte duidelijk dat de boeren door rechtse media en politici gebruikt zouden worden tegen alles wat enigszins groen en links was. Uiterst hypocriet werden hun acties door hen geprezen, terwijl deze zelfde figuren altijd schuimbekkend staan te eisen dat linkse activisten hard in elkaar gemept moeten worden door de politie, en dat burgemeester Halsema van Amsterdam harder moet optreden tegen blokkadeacties van Extinction Rebellion, etc. De politie trad bijna niet op, terwijl soortgelijke acties door linkse activisten al veel sneller tot arrestaties geleid zouden hebben.

Het was (of de boeren het zelf nu doorhebben, of niet) vooral een grote show. De protesten werden gefinancierd door grote producenten van veevoer en bedrijven in de vleesverwerking. Oftewel, de agrobusiness stimuleerde dit als ultiem lobbymiddel om haar markt in stand te houden. Dat verklaart dat de protestleiders (van Farmer Defence Force en Agraction) zich vooral negatief uitspreken over de rol van klimaatactivisten, dierenrechtenactivisten, milieuwetgeving en de 'stadsmens' in het algemeen. Over de rol van de grote bedrijven, zoals de Rabobank (die 85% van de landbouwbedrijven financiert) en de supermarktketens, horen we niets.

Hoewel we het eens zijn met het idee dat de boeren niet op zichzelf de rekening moeten betalen van verduurzamingsmaatregelen (net zo min als de arbeidersklasse), was dit in de kern een reactionair protest van kleine bezitters (de kleinburgerij), die door een deel van de heersende klasse zijn opgestookt om dereguleringen te eisen.

De verdere acties van 15 en 16 oktober bewijzen dat nog te meer. De bestorming van provinciehuizen was simpelweg een vorm van chantage van de agrobusiness, die de boeren met tractoren letterlijk als stormram gebruikten. In een paar provincies wisten ze de nieuwe stikstofnormen opgeschort te krijgen, wat een bewijs is dat harde acties wel degelijk werken. Het is precies om deze reden dat de belangrijke politieke partijen en politie nu een grens stelden. Als de boeren via harde acties resultaten kunnen boeken, dan kunnen anderen dat immers ook, toch?

Op 16 oktober protesteerden de boeren tegen de metingen van het RIVM en gingen ze later naar Den Haag, om onthaald te worden door politici van FvD en PVV. Deze reactionaire partijen hebben geen oplossingen voor de problemen van de boeren, anders dan het in stand houden van de status quo. De anti-EU-standpunten van deze partijen zouden zelfs betekenen dat de boeren hun landbouwsubsidies kwijtraken. Een deel van de boerenactivisten gebruikte ultrarechtse retoriek en viel in het bijzonder Jesse Klaver aan (alsof hij het kabinetsbeleid bepaalde, terwijl hij geeneens in de regering zit). Op deze manier komt de boerenbeweging in een rechts moeras terecht. Tevens raakt de beweging hierdoor deels steun kwijt.

De problemen van de Nederlandse landbouw

Vanuit de organisaties van de boeren wordt er gedaan alsof het 'de boeren zijn die elke dag hard werken om het eten voor de rest van het land op tafel te krijgen'. In werkelijkheid is dit maar deels waar. Een groot deel van de boeren werkt hard, moet er vroeg uit, etc. Dat ontkennen we niet. De meesten zijn kapitaalbezitters die daarnaast zelf ook meewerken in de productie. Ondanks hard zwoegen en veel landbouwsubsidie, houden boeren niet altijd veel geld over aan het eind van de maand. Prijsfluctuaties spelen hierbij een grote rol.

De Nederlandse landbouw is tegelijkertijd echter zeer exportgericht. Er werd in 2018 zo'n 90,3 miljard euro aan landbouwgoederen geëxporteerd (waarvan 72,4% van Nederlandse makelij, de rest doorvoer), wat Nederland de tweede grootste landbouwexporteur ter wereld maakt, na de VS. Het beeld dat de Nederlandse boer alleen voor de thuismarkt produceert, is een schim uit het verleden. Ongeveer tachtig procent van de productie is voor de export.

Daarnaast importeert Nederland ook voor 61,4 miljard euro aan landbouwgoederen. Rond de driekwart van het geld dat huishoudens aan voeding besteden, bestaat uit buitenlands geproduceerd voedsel. Het idee dat als de boerenstand verder inkrimpt, 'we allemaal honger lijden', is een onzinverhaal dat terugreikt naar een ver verleden van improductieve landbouw en hongersnoden. We kunnen op aarde genoeg voedsel produceren voor 12 miljard mensen. Er zou helemaal niemand op deze planeet van de honger hoeven te sterven. Dat er jaarlijks wel miljoenen mensen sterven van de honger, heeft niets te maken met de productie, maar met de ongelijke verdeling binnen het wereldkapitalisme.

Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog is er een rationaliseringsbeleid gevoerd om de Nederlandse landbouwsector grootschaliger en productiever te maken. Ruilverkaveling en het gebruik van nieuwe machines heeft de landbouwproductiviteit enorm vergroot. Dit heeft ook zijn effect gehad op de bevolking in de landbouw. In 1950 waren er 410.000 boerenbedrijven, op een Nederlandse bevolking van 10 miljoen. In 2016 zijn dat er nog maar 55.000, terwijl de totale bevolking nu uit 17 miljoen mensen bestaat. Het totaal aantal werkzame mensen in de landbouw (boeren, hun familieleden, en ingehuurde arbeiders) is in diezelfde periode gedaald van 580.000 naar 172.000, van ongeveer 15% naar 2% van de beroepsbevolking.

Op zichzelf is dit een progressieve ontwikkeling. We hebben nu veel minder mensen nodig om veel meer voedsel te produceren. Andere mensen kunnen zich bezig houden met industriële productie of nuttige diensten voor de samenleving. In dat opzicht heeft het, net als andere vormen productiviteitsverhoging, bijgedragen aan een grotere welvaart.

In werkelijkheid zitten er echter veel problemen aan de schaalvergroting gekleefd. Deze zijn niet zozeer het probleem van schaalvergroting op zichzelf, maar de eenzijdige winstgedreven manier waarop deze plaatsvindt onder het kapitalisme, waar winsten boven mens, milieu en dieren gaan.

Het gebruik van sommige pesticiden, zoals de onkruidbestrijder glyfosaat, is wellicht kankerverwekkend, maar in veel landen (waaronder Nederland) is er geen verbod op dit middel. Pas wanneer er meer bewijs is wordt dit verboden, in plaats van het gebruik op te schorten terwijl men meer onderzoek doet. De intensieve Nederlandse landbouwsector stoot daarnaast veel methaan uit (een broeikasgas), maar ook ammoniak en andere stikstofverbindingen. De Nederlandse landbouw zorgt daarbij voor een flinke verzuring van de bodem en de natuur in het algemeen. Ook is er veel sociaal verzet geweest tegen de bio-industrie, vooral de megastallen met alle vervuiling, risico's op ziekte-uitbraken en de manier waarop er met dieren wordt omgegaan.

De boeren zitten in de knel. De kapitalistische logica, extra gestimuleerd door Europese landbouwsubsidies die vooral bij de grootste boerenbedrijven terechtkomen, zorgt voor een alsmaar verdere schaalvergroting en faillissement van de kleinere boerenbedrijven. Elke verdere extra regelgeving wordt als een bedreiging en aanval gezien. Het kapitalistische alternatief is om de status quo te behouden, ten koste van mens en milieu. Dat is waar de huidige protesten in feite voor pleiten.

Een revolutionair programma voor de boeren

Het is de taak van de arbeidersbeweging om de boeren een alternatief voor dit te bieden. Als ze dat niet doet, dan komen de boeren onvermijdelijk in het kamp terecht van het grootkapitaal en reactionair rechtse politici, een moeras zonder uitweg. De meerderheid van de boeren zijn onderdeel van de kleinburgerij (middenklasse), die zich tussen de arbeiders en de grote kapitalisten bevindt.

Een deel van de Nederlandse boeren zijn zelf kapitalisten, maar men moet oppassen met de kwalificatie van de boeren. Sommigen ter linkerzijde zeggen dat de meerderheid van de boeren rijk zijn en ook nog eens landbouwsubsidies krijgen, en dat we te maken hebben met een protest van verwende rijke mensen. In feite ligt dit iets genuanceerder, omdat de meeste rijkdom in het land en de boerderij zit. Op papier kan men als boer honderdduizenden euro's bezitten, maar alsnog een modaal inkomen overhouden, nadat men is uitgeknepen door de bank en supermarktketens.

Zoals marxisten vaker stellen, kunnen de boeren (en de rest van de kleinburgerij) als klasse geen politiek onafhankelijke rol spelen. Of ze worden geleid door de kapitalistische klasse, of ze worden geleid door de werkende klasse. Initiatieven uit het verleden om aparte boerenpartijen op te richten, eindigden in de handen van fascisten of rechtse demagogen, die uiteindelijk toch weer de kapitalisten dienden. De enige manier om dit te vermijden, is om als arbeidersbeweging een eigen verhaal te hebben en een oproep te doen aan de boeren, om een deel van hen naar onze kant te winnen.

Natuurlijk moet de arbeidersbeweging in beginsel opkomen voor de arbeiders, dus ook de arbeiders in de land- en tuinbouwsector. Dat betekent dat we geen concessies mogen doen aan allerlei eisen voor goedkope arbeidskracht in de land- en tuinbouw. We vechten tegen 'werken voor een uitkering' en tegen allerlei constructies waar uitzendbureaus creatieve boekhouding gebruiken om Oost-Europese arbeiders onder het minimumloon te betalen. We vechten voor organisatie van deze arbeiders, en voor gelijk loon voor gelijk werk.

We moeten daarentegen aantonen dat de (meerderheid van de) boeren in de eerste plaats het slachtoffer is van de overheersing van het financieel kapitaal en de supermarkten. De Rabobank was ooit begonnen als een boerencoöperatief maar is nu een grote speler op de financiële kapitaalmarkten. Ze financiert 85% van de agrarische bedrijven. Als we de bankensector nationaliseren, hebben we als samenleving controle over de geldstromen, dus ook die van de boeren. Dan kunnen we hypotheekschulden over het land kwijtschelden en goedkope leningen bieden, in ruil voor meewerking aan een duurzame transitie, in het belang van de meerderheid van de bevolking.

De supermarkten Jumbo en Albert Heijn domineren samen meer dan 50% van de Nederlandse markt. Zij zijn monopoliespelers en beheersen gehele productieketens. De meerderheid van de prijs die consumenten voor vleesproducten, melk en groente betalen, komt bij de supermarkten terecht, niet bij de boeren. Daarom moeten we de supermarkten nationaliseren, onder echte democratische controle. Een bestuursraad bestaande uit vertegenwoordigers van het personeel, vakbonden, overheid, en van de boeren die producten leveren, kan tot veel eerlijkere prijsafspraken komen met de boeren, zonder dat dit ten koste gaat van de consumenten. Dit is mogelijk omdat we de winsten van de aandeelhouders en tussenhandelaren kunnen wegsnijden.

In plaats van de eenzijdige, industriële schaalvergroting, kunnen we nieuwe alternatieven vinden om de landbouw te verduurzamen. We kunnen grootschalige en kleinschalige initiatieven combineren, gevaarlijke bestrijdingsmiddelen per direct verbannen, kwalijke uitstoot verminderen, het dierenwelzijn verbeteren, en de situatie verbeteren van de (veelal Oost-Europese) arbeiders in de sector. Tegelijk kunnen we de boeren een goed inkomen garanderen. Dit is enkel mogelijk wanneer de boeren betrokken worden in een plan.

Enkel op basis van zo'n programma, is het mogelijk om de boeren een alternatief te bieden voor de huidige impasse. De status quo, het kapitalisme, biedt geen enkele oplossing voor de problemen in de landbouwsector.