Gemeenteraadsverkiezingen 2014: manifestatie van onvrede met Rutte en Samsom

De gemeenteraadsverkiezingen van afgelopen woensdag reflecteren een onvrede met de heersende politiek. Dit is duidelijk te zien in het verlies van coalitiepartijen VVD en PvdA, en de zeteltoename van D66, SP en de lokale partijen. Maar nog meer wordt de onvrede weerspiegeld in de lage opkomst (slechts 53,8%), veroorzaakt door een algehele afkeer van de politiek en een gevoel van machteloosheid.

De gemeenteraadsverkiezingen van afgelopen woensdag reflecteren een onvrede met de heersende politiek. Dit is duidelijk te zien in het verlies van coalitiepartijen VVD en PvdA, en de zeteltoename van D66, SP en de lokale partijen. Maar nog meer wordt de onvrede weerspiegeld in de lage opkomst (slechts 53,8%), veroorzaakt door een algehele afkeer van de politiek en een gevoel van machteloosheid.

De grootste winnaar zijn de lokale partijen. Hun totale zetelaantal steeg  in vergelijking met 2010, van 2420 naar 2819. Dit is duidelijk een teken van onvrede met de landelijke politiek. Door op lokale partijen te stemmen, hebben kiezers tenminste nog het gevoel dat ze iets kunnen bepalen met betrekking tot lokale projecten e.d. De belangrijke punten worden immers door de landelijke politiek bepaald, die de gemeenten via budgetbezuinigingen en decentralisatie onder druk zet om allemaal besparingsbeleid uit te voeren.

De coalitiepartijen hebben duidelijk verloren. De VVD daalde van 1400 naar 1075 zetels. De grootste verliezer van de verkiezingen is echter de PvdA, van welke het totale aantal raadszetels daalde van 1151 naar 799. Dat is niet gek. De PvdA beloofde bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 dat zij zich ging inzetten voor een sociaal, links programma. Met deze tactiek werd Samsom naar voren geschoven als ‘redelijk alternatief’ voor Emile Roemer van de SP. De dag na de verkiezingen draaide de partij echter 180 graden, om meteen te pleiten voor een nieuwe paarse coalitie met de VVD. Zo werd de partij de linkervleugel van een soberheidskabinet. Dat is afgelopen woensdag flink afgestraft.

In de grote steden is de partij haar koppositie kwijtgeraakt. Het meest historische is het verlies van Amsterdam, waar de partij sinds de Tweede Wereldoorlog de scepter zwaaide. Dit is echter niet moeilijk te verklaren. Naast de zwenkingen van de landelijke partij, hebben ook de lokale afdelingen een kwalijke rol gespeeld. Van een sociaal-democratische massapartij die vele hervormingen heeft doorgevoerd, is de partij in steden als Amsterdam verworden tot een bureaucratische moloch, die allemaal soorten opportunisten aantrekt, zoals hoge bureaucraten in de semi-overheid, of opportunisten binnen migrantengemeenschappen die op cliëntelistische wijze stemmen proberen te ronselen.

De rechtervleugel van de PvdA, vooral bestaande uit mensen uit de ‘culturele middenklasse’, jonge hoogopgeleiden, etc., hebben zich deze verkiezingen op D66 gericht. Hetzelfde is het geval bij enkele delen van de VVD-achterban. In drie van de vier grote steden is D66 de grootste geworden. Hiermee rekening houdende, zal het kabinet D66 nog meer betrekken in het sluiten van akkoorden, gezien de zwakke basis dat de kabinetspartijen nu nog overhebben. We moeten D66 benoemen voor het is, een liberale burgerlijke partij die ondanks haar ‘progressieve’ imago op sommige punten de VVD rechts inhaalt wat betreft contra-hervormingen.

De opkomst van de SP laat zien dat de partij nog veel reserves heeft. Het totale aantal raadszetels van de partij verdubbelde bijna, van 226 naar 444. Zij deed nu in meer gemeenten mee dan in 2010, maar nog steeds in minder dan de helft van de ongeveer 400 gemeenten. De partijleiding van de SP probeert de partij echter steeds meer van een linkse protestpartij in een ‘verantwoordelijke’ bestuurderspartij te veranderen. Het feit dat de SP in gemeenten waar zij meebestuurd heeft, nu groter is geworden dan 2010 (wat voornamelijk door de landelijke politiek bepaald wordt), wordt gezien als het bewijs dat zij zoveel mogelijk moet meebesturen, met welke partijen dan ook.

Dit schept mogelijkheden voor rechtspopulisten als Wilders om zich als de enige ‘anti-establishmentspartij’ te profileren. De PVV behield haar hoge zetelaantallen in Almere en Den Haag (hoewel zij niet meer de grootste was in Den Haag). Samen met de hoge score van Leefbaar Rotterdam laat dit zien dat rechtspopulisme een blijvende factor is, zolang er geen socialistisch alternatief geboden wordt. De PVV is niet onoverwinnelijk. De partij is intern in crisis en kon daardoor nog steeds slechts in twee gemeenten meedoen. De schandalige anti-Marokkaanse haatspeech van Wilders was een teken van zwakte, een afleiding van het feit dat ze niet meer de grootste partij in Den Haag zijn.

Een belangrijke rol hier in het bieden van een socialistisch alternatief is weggelegd voor de SP. Zij zal dan echter moeten stoppen te bewegen in de richting van de PvdA, en een werkelijk socialistisch programma aannemen dat een alternatief biedt voor het bezuinigingskapitalisme van Mark Rutte.