De mondiale context
De situatie van het wereldkapitalisme is er een van seniele aftakeling. We zien overal instabiliteit, snel veranderende situaties en onzekerheid over de toekomst. Er is dreiging van een nieuwe recessie, protectionistische handelsoorlogen, en het gevaar van nieuwe proxy-oorlogen in het Midden-Oosten en Azië. Bovenop dit alles is er de klimaatcatastrofe, die zorgt voor extreem weer, droogte, overstromingen, en allerlei vluchtelingenstromen als gevolg.
De mondiale crisis van 2008-09 was een keerpunt in de geschiedenis. De bourgeoisie kon een totale instorting van haar systeem voorkomen door miljarden dollars en euro’s naar de banken te smijten, wat weer nieuwe problemen creëerde in de vorm van enorme schulden, die ze probeerde te laten betalen door de werkende klasse in de vorm van bezuinigingen en aanvallen op de levensstandaard.
In 2020-21, na een decennium van bezuinigingen, werden er opnieuw miljarden dollars en euro’s in de kapitalistische economieën gepompt om het failliet van allerlei bedrijven tijdens covid te voorkomen. Totale mondiale schulden (publiek en privaat) bedragen nu $315 biljoen, bijna drie keer het mondiale bbp. Dit is een historisch record en is onhoudbaar. We zullen onvermijdelijk “marktcorrecties” zien, met chaotische gevolgen. Dit alles betekent dat we jaren en decennia voor de boeg hebben waarin de heersende klasse de rekening gaat trachten neer te leggen bij de arbeiders, jongeren en middenklasse.
De werkende klasse werd al in 2022 en 2023 door een reeks factoren wereldwijd geconfronteerd met zeer hoge inflatiecijfers. Dit betekende een rechtstreekse aanval op de levensomstandigheden, die de klassenstrijd wereldwijd heeft doen oplaaien.
Het tijdperk van “globalisering” onder leiding van de VS is voorbij. We bevinden ons nu in een tijdperk van protectionisme en groeiende tegenstellingen tussen machtsblokken. De verschillende kapitalistische machtsblokken proberen de crisis van het systeem op te lossen door de problemen op de rivalen af te schuiven. In de praktijk betekent dit dat de arbeidersklasse overal de rekening betaalt.
Hoewel de VS ongetwijfeld de grootste en sterkste militaire en economische macht op aarde blijft, raakt het als wereldmacht steeds meer de controle kwijt en springen andere machten zoals China en Rusland in het vacuüm. Kleinere regionale machten zoals Iran, Turkije en Israël spelen ook steeds meer een onafhankelijke rol. Hiermee zijn we een periode van verdere instabiliteit en proxy-oorlogen binnengetreden.
De oorlog in Oekraïne is precies zo’n proxy-oorlog, tussen de VS en NAVO-landen enerzijds en Rusland anderzijds. Alle wapendeals dienen om de oorlog cynisch uit te rekken en een betere onderhandelingspositie van Oekraïne en het Westen te realiseren voor de onvermijdelijke onderhandelingen, ten koste van veel Oekraïens bloed dat zal vloeien.
De oorlog in Gaza is een ander gevolg van de afnemende macht van de VS, die Israël niet meer kunnen stoppen maar tegelijk ook niet de steun eraan kunnen stoppen. De brute slachting van 40.000 Palestijnse burgers heeft radicaliserende en revolutionaire gevolgen, in de eerste plaats in het Midden-Oosten, waar de massa’s de verraderlijke rol van de reactionaire Arabische regimes zien, maar ook in het Westen, waar de beweging van tentenkampen en massademonstraties een nieuw focuspunt vormden voor de radicalisering van de jeugd. Het zijn deze gevolgen, plus het gevaar van militaire escalatie in het Midden-Oosten, die de heersende klasse in het Westen angst inboezemen.
De tegenstellingen tussen de imperialistische machten in een tijdperk van crisis en protectionisme leiden nu tot een nieuwe periode van herbewapening en verhoogde uitgaven aan defensie, terwijl er geen geld beschikbaar is voor zorg, onderwijs en andere sociaal nuttige zaken. Dit zal een extra rol spelen in de ontwikkeling van het bewustzijn van arbeiders en jongeren.
De afgelopen jaren hebben we revolutionaire situaties gezien in landen als Ecuador, Soedan, Myanmar, Sri Lanka, en meer recentelijk Kenia en nu Bangladesh. De woede van de massa is in staat om regeringen omver te werpen. In Bangladesh (eerder ook in Ecuador en Soedan) zien we hoe ze ook in staat is om ad hoc comités op te richten die het bestuur kunnen overnemen, wat in feite embryonale sovjets zijn. De tragiek van deze revoluties is dat er geen georganiseerd revolutionair leiderschap was dat actief de macht kon overdragen aan deze comités, waardoor de macht terugviel in handen van het oude regime. Dit is de centrale tegenstelling die communisten wereldwijd moeten oplossen, door middel van het bouwen van een revolutionair massa-alternatief.
In de komende periode zullen we meer van zulke revolutionaire situaties zien, aangezien geen van de problemen van de massa’s is opgelost en de kapitalistische regeringen overgaan tot bezuinigingen voor de werkende klasse om hun enorme schulden af te betalen.
In de geavanceerde kapitalistische landen van het Westen lijkt dit misschien verder weg, maar ook hier zien we een einde aan de traditionele stabiliteit van het verleden. De traditionele partijen van het ‘politieke midden’ zijn in crisis. Het vacuüm wordt grotendeels opgevuld door rechtse demagogen (Trump, Le Pen, Meloni, Wilders), vooral omdat linkse reformisten geen alternatief bieden. Deze demagogen geven op misvormde wijze uiting aan een diep ongenoegen onder de arbeiders en middenklasse. Tegelijk kunnen ze niets oplossen wanneer ze in de regering gekozen worden, wat de weg vrijmaakt voor verdere radicalisering naar links, vooral onder de jeugd.
Naast politieke instabiliteit zien we een opleving van de klassenstrijd op economisch gebied in landen als de VS, Groot-Brittannië en Duitsland, onder invloed van de inflatie. Vakbondslidmaatschap begint weer te groeien na lange perioden van neergang. Dit is de trend waarop we ons moeten voorbereiden.
Onder jongeren vindt er wereldwijd een sterkere radicalisering plaats, met een groeiende interesse in communistische ideeën. De studentenbeweging tegen de oorlog in Gaza is een andere indicatie van grote radicalisering, die in de komende jaren verschillende vormen kan aannemen.
Nederlandse economie
Het is in deze context dat we de Nederlandse situatie moeten bestuderen. We moeten ons ervan bewust zijn dat we te maken hebben met een van de meest “open” economieën van de wereld. Die openheid heeft het Nederlands kapitaal veel rijkdom gebracht, maar maakt Nederland tegelijkertijd kwetsbaar voor grote economische schokken.
Dat zien we terug in de trage economische groei van de laatste periode. In 2023 groeide de Nederlandse economie 0,2% en in 2024 zal deze rond de 0,5% uitkomen. De exportsituatie is verslechterd in 2024, volgens onderzoek van de Rabobank. De crisis in Duitsland speelt hierbij zeker een rol, gezien de afhankelijkheid van de Nederlandse economie van Duitsland.
Het is echter niet alleen de export, maar ook de investeringen en productie die hiermee stagneren. Nederland ontsnapt voor nu wellicht aan een recessie op jaarbasis, maar het Nederlands kapitalisme als geheel gaat niet vooruit zoals in het verleden.
Individuele kapitalisten klagen steen en been dat ze geen personeel kunnen vinden. Rond de 70% van de ondernemers zegt te kampen met een arbeidstekort. Dit is een bijzondere situatie die deels voortkomt uit demografische factoren, maar grotendeels ook door het grote aantal ‘zombiebedrijven’ dat jarenlang overeind gehouden is met goedkoop geld (lage rentes en coronasteunmaatregelen), en daarnaast door te lage lonen en door te hoge werkdruk (vooral in de zorg).
Het constante gezanik over dat Generatie Z niet zou willen werken, over “Nederland als kampioen deeltijdwerken”, seksistische opmerkingen over deeltijdwerkende vrouwen als “verwende prinsesjes”, etc. tonen aan dat de Nederlandse kapitalisten vooral proberen meer arbeid uit de bestaande werkers te knijpen (verhoging absolute uitbuiting), in plaats van te investeren in automatisering (verhoging relatieve uitbuiting) om het tekort op te lossen. Tien jaar geleden gebruikten kapitalistische experts echter nog de dreiging van automatisering en werkloosheid om arbeiders te dwingen tot de meest precaire contracten of om zzp’er te worden.
Dit gebrek aan investeringen is de verklaring van de zogenaamde ‘productiviteitscrisis’ waar we in zitten. De productiviteit van de Nederlandse werker is de laatste 10 jaar met gemiddeld 0,4% per jaar toegenomen, volgens het CBS. In 2023 daalde de productiviteit zelfs met 1,3%, de grootste daling sinds 2009. Ter vergelijking: tussen 1974 en 2013 steeg de productiviteit jaarlijks gemiddeld met 1,5% per jaar.
De aanvallen op de werkende klasse in een periode van hoge werkloosheid (2013-14) hebben ertoe geleid dat het Nederlandse kapitalisme zich tijdelijk kon herstellen door middel van verhoogde uitbuiting, export op basis van een goedkope euro, rentes tegen de nul procent, etc. De werkloosheid nam af doordat er meer flexbanen en zzp’ers waren, de consumptie nam langzaam toe, en dit leidde tot een relatieve groeiperiode.
Nu wreekt dit alles zich. Flexibilisering en toename van het aantal zzp’ers, en de focus op het stimuleren van de dienstensector hebben geleid tot lage investeringen in constant kapitaal. Het Nederlands kapitaal is alsnog zeer productief, maar verliest terrein aan concurrenten. Grootschalige investeringen in automatisering e.d. blijven achterlopen. De reden hiervoor is dat hiermee de output ook flink omhoog gaat, en het probleem is precies dat er op wereldschaal sprake is van ‘overcapaciteit’, d.w.z. een crisis van overproductie. De kapitalisten zullen dus proberen de productiviteitscrisis op te lossen door de absolute uitbuiting te verhogen; een absoluut recept voor klassenstrijd.
Sociale gevolgen
Dit is de economische situatie waarin de Nederlandse werkende klasse zich bevindt en haar arbeidskracht verkoopt aan de kapitalistische klasse. De werkloosheid is historisch gezien nog steeds laag (3,6%) als gevolg van het relatieve arbeidstekort. Tegelijk heerst terecht het algemene gevoel dat alles duur is geworden, ook als men een baan heeft.
Het is relatief gemakkelijk om een baan te vinden, hoewel dat zeker niet het geval is voor alle sectoren, en deze banen zijn beter dan werkloosheid of de bijstand, maar zijn zeker geen vetpot. Vooral als men het vergelijkt met hoe duur alles is geworden sinds het einde van de coronacrisis.
De werkgevers hebben de mond vol over hoe zij in 2023 en ‘24 historisch hoge loonsverhogingen hebben doorgevoerd. Daarom zouden de vakbonden nu matiging moeten accepteren, om een “loonprijsspiraal” te voorkomen. Los van de mythe van de “loonprijsspiraal” die al door Marx begraven werd, wat zijn de cijfers? De gezamenlijke inflatie van 2022 en 2023 komt uit op een prijsstijging van 16,7%, met de geschatte inflatie van 2024 erbij op een prijsstijging van 20%. De cao-lonen stegen 3,2% in 2022, met een “record” van 7,1% in 2023, en zullen dit jaar rond de 5% uitkomen. Dat betekent een totale loonstijging van rond de 16%, wat misschien historisch gezien hoog lijkt, maar nog steeds een reële inkomensdaling van 4% betekent.
Deze inkomensdaling is van toepassing op de cao-lonen, die met behulp van cao-onderhandelingen en de deelname van de vakbonden tot stand zijn gekomen. Een historisch hoog aantal stakingen in 2023 was nodig om de loonstijgingen te realiseren. In ongeorganiseerde of slechts georganiseerde sectoren zijn de loonstijgingen lager, wat inhoudt dat voor een flink deel van de werkende klasse de reële inkomensdaling nog groter was.
Het Rode Kruis meldt dat er in 2024 nog steeds 450.000 Nederlanders in verborgen voedselnood zitten, een cijfer dat sinds 2021 niet gedaald is. Hulporganisatie Humanitas ziet ook een stijgende trend van steeds meer Nederlanders die aankloppen voor hulp m.b.t. geldproblemen. De “schuldenindustrie” speelt een nefaste rol door schulden te verergeren, terwijl de armoede aan de oppervlakte niet direct zichtbaar is.
Maar ook de lagen van de werkende klasse die niet arm zijn, lijden onder allerlei problemen. Het hoofdprobleem is woningnood, met in 2024 nog steeds een tekort aan 401.000 woningen. ABF Research berekende vorig jaar voor het Ministerie van Binnenlandse Zaken dat er met de huidige trends pas in 2028(!) een eerste daling zal plaatsvinden van het woningtekort.
De “vrije markt” is totaal incapabel om dit probleem op te lossen. Projectontwikkelaars trappen op de rem wegens hogere prijzen van bouwmaterialen en hogere rentes, bang dat ze niet genoeg winst kunnen maken. Huizenkopers zien intussen weer prijsstijgingen van huizen, van een verwachte 7,5% in 2024 en 5% in 2025. De lichte prijsdaling van 2023, veroorzaakt door de rentestijgingen, is weer tenietgedaan door nieuwe rentedalingen van de ECB uit angst voor een recessie.
Huurders zitten inmiddels ook niet in beter vaarwater. Voor een sociale huurwoning moet men soms nog 10 jaar wachten; het aantal nieuwe sociale huurwoningen is nog lang niet op het niveau van toen de beruchte verhuurdersheffing werd ingevoerd en er als gevolg tienduizenden woningen werden verkocht. Voor het duurdere private huursegment zien we dat beperkte maatregelen van Hugo de Jonge om dit te reguleren, nu leiden tot geweeklaag van de vastgoedverhuurders die hun verlaagde winsten gebruiken als excuus om de woningen te verkopen en het verminderde huuraanbod nu te wijten aan “de politiek, die de kopers bevoordeelt”, in een poging om huurders tegenover kopers te zetten. Dit toont de enige opties aan onder het kapitalisme: absurd dure huurwoningen, of geen huurwoningen.
Het falen van de woonprotestbeweging van 2021 om een blijvende strijdbeweging op te zetten, heeft ertoe geleid dat rechtse demagogen de woningkwestie hebben toegeëigend en de problemen volledig aan arbeidsmigranten en vluchtelingen toeschrijven. Er zullen aanvankelijk illusies zijn in het nieuwe kabinet-Schoof dat er maatregelen komen die voor meer woningen zorgen. In werkelijkheid kan de woningkwestie in Nederland niet opgelost worden onder het kapitalisme, en is het de taak van de communisten in de arbeidersbeweging om een planmatige socialistische oplossing van de kwestie te propageren, die een oplossing vormt voor de woningnood van de gehele werkende klasse en middenklasse.
Een groep die bijzonder lijdt is de jeugd. Deze groep heeft weinig perspectief op een betaalbaar huis na hun studie en vooral veel perspectief op studieschulden, plus alle toekomstige effecten van klimaatverandering. De herinvoering van de basisbeurs was een kleine overwinning, maar studenten kunnen onmogelijk hiervan rondkomen en krijgen ook nog eens verdere bezuinigingen op hoger onderwijs op hun dak. De jongste generatie leent aldus veel, maar werkt ook veel om de schulden proberen in te perken. Zo’n 76% van de Nederlandse jongeren tussen 15 en 25 jaar heeft een (deeltijd) baan, het hoogste van alle OESO-landen. Dit is de werkende klasse van de toekomst, van waaruit de klassenstrijders van de toekomst zullen voortkomen.
Kabinet-Schoof
Het kabinet-Schoof is een crisiskabinet. Met veel pijn en moeite en Twitter-ruzies is het tot stand gekomen, om de rechtse stemmers een “alternatief” te beloven voor meer dan 10 jaar van kabinetten-Rutte. Het bestaat bij de gratie dat de rechtse demagogen en de VVD het willen laten voortbestaan.
Het “extraparlementaire” aspect van het kabinet was bedoeld om de destabiliserende lijsttrekkers in de Tweede Kamer te houden, weg van de regering zelf. De heersende klasse wil vooral geen Wilders in het kabinet. Tegelijk betekent dit dat Wilders, Omtzigt en Van der Plas in de Kamer juist minder gebonden zijn en regelmatig vuurtjes zullen opstoken om hun eigen populariteit hoog te houden.
In geval van een grote kabinetscrisis is het niet onmogelijk dat Wilders op een gegeven moment het kabinet opblaast, met het doel de VVD en NSC een klap uit te delen en in te zetten op een nog rechtser kabinet. Tegelijk moeten we inzien dat dit een gok is: Wilders deed iets soortgelijks met het laten vallen van kabinet-Rutte I in 2012, wat hem uiteindelijk echter verlies opleverde.
Het kernpunt is dit: het kabinet-Schoof is een reactionair bezuinigingskabinet, ten dienste van het kapitaal. Het zet in op bezuinigingsplannen voor de Rijksoverheid, het onderwijs, de zorg, en de cultuursector, die de werkende klasse en middenklasse zullen raken, terwijl de superrijken en grote bedrijven lastenverlagingen krijgen.
Met een verslechterende internationale economische situatie zal het kabinet nog meer gaan bezuinigen dan nu gepland is. Dit is geen “ideologische keuze”, maar de noodzaak die het kapitalisme opdringt. Een nog rechtser kabinet, maar ook een centrumlinks kabinet met GroenLinks-PvdA erin, zal ook tot zware bezuinigingen overgaan.
Dit alles betekent dat er vroeg of laat een reactie komt vanuit de werkende klasse tegen dit bezuinigingsbeleid, en dat het bewustzijn van grote lagen zal veranderen. Het is de taak van de communisten om hierop in te spelen en duidelijk te maken dat bezuinigingen onvermijdelijk zijn zolang de economie en staat in handen zijn van de kapitalistische klasse.
Tegenstrijdig bewustzijn
De verkiezingsuitslag van november vorig jaar weerspiegelde een tegenstrijdig "anti-establishment" bewustzijn onder grote lagen van de Nederlandse arbeidersklasse en middenklasse. De traditionele burgerlijke partijen (CDA, VVD en D66) zijn in crisis, wat een uitdrukking is van een breder wantrouwen in de traditionele instituties van de Nederlandse bourgeoisie (politici in het algemeen, staatsinstituties, de media, de monarchie) en een grote onvrede in het algemeen. Er heerst een algemeen gevoel dat Nederland tot stilstand is gekomen, in een soort algemene stagnatie, met een veelvoud aan verschillende crises.
Tegelijkertijd zijn de reformistische “linkse” partijen totaal niet in staat geweest om deze onvrede te kanaliseren, omdat zij geen duidelijk en radicaal klassenalternatief te bieden hadden. In het vacuüm dat als gevolg ontstond zijn er verschillende rechtse demagogen gesprongen, die met chauvinisme en “sociale” retoriek (PVV), cultuuroorlog (BBB), en demagogie over hervorming van de burgerlijke instituties (NSC) de onvrede wisten te kanaliseren richting hun partijen.
Deze verwarde “anti-establishment”-stem weerspiegelt een verlangen naar sociale eisen, zoals betaalbare zorg en voldoende betaalbare woningen, vermengd met reactionaire ideeën over vluchtelingen en migranten, klimaatverandering, cultuuroorlog, enz. die door de rechtse hitsers verspreid worden.
Nu deze partijen samen met de VVD een burgerlijk kabinet gevormd hebben, zullen we zien dat de sociale beloften naar de achtergrond verdwijnen en er “normaal” anti-arbeidersbeleid gevoerd gaat worden. Dit betekent dat de demagogen in de praktijk getest gaan worden en dat zal effect hebben op in ieder geval een laag van hun stemmers uit de werkende klasse.
De snelheid van dit proces is echter afhankelijk van in hoeverre er binnen de arbeidersbeweging een klassenalternatief ontstaat, dat het gemeenschappelijk belang kan verdedigen van de gehele werkende klasse - autochtoon en migrant, man en vrouw, lhbt en hetero, stad en platteland - en de klasse kan verdelen over de scheidslijnen van de cultuuroorlog heen.
De huidige centrumlinkse aanpak, van een alliantie met de “progressieve” liberalen tegen de conservatieven en rechtse demagogen, is er een van klassencollaboratie, die wij volledig verwerpen. Enkel een klassenpolitiek tegenover kwesties van woningnood, klimaatverandering, discriminatie en migratie kan de cultuuroorlog omzetten in een klassenoorlog op een hoger niveau.
Verdere rechtse radicalisering?
Pessimistische delen van “links”, waaronder zowel reformisten als sektariërs en anarchisten, hebben een perspectief van een geleidelijke val richting het fascisme. Het kabinet-Schoof zou daarin een volgende stap zijn. Terwijl we ons heel duidelijk uitspreken tegen het reactionaire kabinet-Schoof, moeten we tegelijkertijd duidelijk maken dat dit perspectief van fascisme onzin is.
Schoof leidt een kabinet dat leunt op reactionaire demagogische partijen, maar het blijft een burgerlijk kabinet, geleid door een man met een lange staat van dienst binnen het burgerlijk staatsapparaat. De anti-democratische en anti-immigratiemaatregelen zijn een trend die we overal in de geavanceerde kapitalistische landen zien, ook in die landen geleid door liberalen en sociaaldemocraten.
Een fascistisch regime is gebaseerd op ijzeren eenheid binnen een autoritaire staat, die steunt op bendes van gefrustreerde elementen uit de kleinburgerij en het lompenproletariaat, die worden ingezet om de arbeidersbeweging stuk te slaan. Hier is geen sprake van: in de eerste plaats omdat we te maken hebben met een zeer instabiel crisiskabinet; in de tweede plaats omdat er geen sprake is van fascistische bendes die massaal opgetrommeld worden om de arbeidersbeweging en minderheden te intimideren en aan te vallen.
Uiteraard betekent dit niet dat er helemaal geen verschil is met voorgaande kabinetten. Fascistische en andere ultra-reactionaire groepen kunnen zich door het nieuwe kabinet zelfverzekerder voelen en denken dat “hun tijd” gekomen is. We hebben sinds de Tweede Kamerverkiezingen al gezien dat anti-racistische demonstraties werden aangevallen door ultrarechtse voetbalhooligans. Een tentenkamp op de UvA in solidariteit met Gaza werd aangevallen door een zionistische knokploeg en de Nakba-herdenking werd op het einde aangevallen door een groep fascisten met vuurwerk.
Met de PVV en BBB in de regering is het mogelijk dat Forum voor Democratie zich weet te presenteren als “anti-establishment” alternatief en deels weet te herstellen, op basis van retoriek dat PVV en BBB zich bij het systeem hebben gevoegd en zij alleen overblijft als “alternatief”.
De taak van de communisten (en de arbeidersbeweging als geheel) is om waakzaam te zijn en veiligheidsmaatregelen te nemen in geval van intimidatie en geweld. Tegelijk is het even belangrijk om realistische perspectieven te behouden en niet in hysterie te vervallen, om te voorkomen dat de jonge generatie communisten verkeerd onderwezen wordt.
Vakbonden
De vakbonden, in het bijzonder de FNV, kunnen een belangrijke rol spelen in het verzet tegen het kabinet-Schoof en de bazen. Tegelijk zien we een zeer timide leiding die alleen in actie komt wanneer het niet anders kan, zoals met de stakingen in 2022-23 om de inflatie te compenseren.
Het was de inflatiegolf van 2022-23 die de traditionele consensuscultuur van vakbonden en werkgevers opblies. De kapitalisten vonden de loonsverhogingen te ver gaan, terwijl de arbeiders het aanbod van de kapitalisten te laag vonden omdat het een verslechtering van reële inkomens betekende.
Als gevolg daarvan waren de vakbondsleiders, voornamelijk de FNV-leiders, gedwongen om over te gaan tot stakingen in allerlei sectoren. Het jaar 2023 zag 52 stakingen, het hoogste aantal sinds 1972, wat leidde tot een gemiddelde cao-loonstijging van 7,1%. De FNV zag een groei in het ledental, wat een eerste aanwijzing is dat er (net als in de VS en het VK) een ommekeer plaatsvindt.
Nu de inflatie relatief lager is (3,6% in augustus 2024), zal er een bepaalde druk zijn vanuit de vakbondsbureaucratie om weer terug te vallen in de consensus-modus. Tegelijk is de inflatie alsnog hoger dan het jaren lang was en is de situatie op wereldschaal zo instabiel dat er nieuwe inflatieschokken mogelijk zijn, bijvoorbeeld een stijgende olieprijs bij verdere escalatie in het Midden-Oosten. De nieuwe leden van de FNV zijn jonger en kennen geen verleden waarin er door overleg en consensus flinke stappen voorwaarts zijn gemaakt. Ze zijn juist bij de vakbond aangesloten om een vuist te maken en zullen aldus meer druk uitvoeren van onderop.
FNV-voorzitter Tuur Elzinga stelde dat ongeveer 25% van de FNV-leden op de PVV heeft gestemd. Dat toont aan dat een flink deel van de georganiseerde arbeidersklasse illusies in de PVV heeft. Tegelijkertijd zal de FNV gedwongen worden om te mobiliseren tegen de bezuinigingsmaatregelen van een kabinet waaraan de PVV deelneemt. De stakingen voor een vroegpensioenregeling zijn de eerste uiting hiervan. Enkel door mobilisaties van de werkende klasse tegen deze maatregelen kunnen de demagogen die het kabinet-Schoof steunen daadwerkelijk ontmaskerd worden.
De pro-Palestijnse beweging en andere protestbewegingen
De meest significante beweging van het afgelopen jaar is de solidariteitsbeweging met Palestina geweest. De brute slachting van Gaza heeft geleid tot massale demonstraties in de grote steden, een reeks kleinere demonstraties bij treinstations in het hele land, en in navolging van de VS tot een studentenbeweging met tentenkampen en bezettingen.
Nederland is traditioneel een van de meest pro-Israëlische landen van Europa. De heersende klasse staat al vele decennia achter de politiek van de Israëlische regeringen en onderhoudt goede handelsbetrekkingen en militaire samenwerkingsverbanden met Israël, en investeert in de bezette gebieden. De leiders van de arbeidersbeweging (vakbonden, PvdA en aanvankelijk ook de CPN) hebben historisch een pro-Israëlische koers gevoerd (tijdens de Koude Oorlog pro-zionistisch, daarna “tweestatenoplossing”), wat ook heeft bijgedragen aan het feit dat de meerderheid in het land na 7 oktober een sterk pro-Israëlische reactie had.
Om die reden kwamen er naar de eerste demonstraties vooral bestaande linkse activisten en reeds geradicaliseerde jongeren, en vooral veel Nederlanders met een Arabische en/of moslimachtergrond. Deze demo’s hadden geen sterk politiek karakter, maar waren vooral moreel en religieus geïnspireerd.
Het bewustzijn veranderde echter naarmate de oorlog doorging en het duidelijk werd dat dit geen kleine operatie was om gijzelaars te bevrijden. Tienduizenden slachtoffers verder werd de roep om een staakt-het-vuren groter. Begin mei 2024 was 63% van de Nederlanders voor een staakt-het-vuren en 53% tegen wapenleveranties aan Israël.
De beweging van tentenkampen begon op 6 mei op de UvA. Hiermee startte een nieuw hoofdstuk in de solidariteitsbeweging. De aanval op het eerste kamp door zionistische hooligans en de latere hardhandige ontruiming door de politie, toonden aan dat de Nederlandse universiteitsbesturen voor de harde aanpak kozen, wat later te zien was op meerdere plekken in het land. Deze repressie leidde tot solidariteitsdemonstraties en protest vanuit een bredere laag studenten en medewerkers.
In Amsterdam en andere steden leidde het ook tot een reeks bezettingen van universiteitsgebouwen, die spoedig weer gevolgd werden door nieuwe gewelddadige ontruimingen. Deze repressieve spiraal zorgde ervoor dat de beweging in handen van zeer strijdbare maar ultralinkse elementen kwam. Met vernielingen van materiaal in universiteitspanden, gezichtsbedekking, e.d. stootten zij echter een bredere laag studenten en medewerkers af. Er was een gebrek aan duidelijke democratische structuren, ordediensten, duidelijke strategie en tactieken voor het mobiliseren van studenten en medewerkers en het aangaan van onderhandelingen met de besturen. Deze factoren hebben de beweging tijdelijk op een doodlopend spoor gezet.
Niettemin zijn er positieve ontwikkelingen die voortgaan, zoals de UvA-medewerkers die via de FNV hebben ingezet op het verdedigen van demonstratierecht en het verbreken van banden met de Israëlische oorlogsmachine. De beweging zet zich voort in het nieuwe academische jaar. Als communisten moeten we hierbij pleiten voor het verbinden van de beweging van UvA-medewerkers met de studenten, om als eerste stap tot een gezamenlijke studenten- en medewerkersstaking te komen.
Naast de pro-Palestijnse beweging zijn er recentelijk geen andere grote bewegingen geweest. De traditionele allianties en platforms van bestaande linkse activisten zijn grotendeels gedemoraliseerd geraakt door de overwinning van Wilders afgelopen november en zien enkel onheil en wanhoop. De anti-racistische demonstraties na de verkiezingsuitslag waren pessimistisch en zeer klein. De anti-racistische demo’s in maart waren ook verwaarloosbaar, evenals de initiatieven voor vrouwenemancipatie rond 8 maart. Het pessimistische leiderschap, met zijn reformistische en identiteitspolitieke ideeën, is een obstakel geworden.
Al deze comités en allianties vertegenwoordigen het verleden. Het nieuwe tijdperk van radicalisering en polarisatie zal nieuwe organisatievormen voortbrengen. De anti-racistische strijd zal weer oplaaien wanneer dit kabinet racistische maatregelen gaat doorvoeren en wanneer er racistische incidenten gaan plaatsvinden als gevolg van de haat die door de reactionair-rechtse mainstream verspreid wordt. De beweging tegen de uitzetting van de elfjarige jongen Mikael naar Armenië is een voorproefje hiervan. De taak van de communisten is om de beweging verder te laten gaan dan demo’s die een moreel appèl doen op rabiaat rechtse ministers, richting mobilisering van de arbeidersbeweging om deportaties te stoppen en deze anti-arbeidersregering ten val te brengen.
Een bijzonder punt van aandacht is een heropleving van de studentenstrijd, nu het kabinet-Schoof de langstudeerboete opnieuw van stal wil halen. Met de algemene radicalisering van studenten en jongeren kunnen we, vergeleken met de jaren 2011-12 van de eerste langstudeerboete, een meer geavanceerde beweging verwachten. Het is de taak van de communisten om de lessen van de eerdere bewegingen aan de huidige strijdbare studenten over te dragen: om geen vertrouwen te hebben in de liberale en centrumlinkse oppositie en om de studentenbeweging te versterken door banden aan te gaan met de arbeidersbeweging en samen ten strijde te trekken tegen kabinet-Schoof.
GroenLinks-PvdA
In de aanloop naar de laatste Tweede Kamerverkiezingen werd het fusieproject GroenLinks-PvdA als nieuwe hoop en kracht gepresenteerd: het linkse eenheidsproject dat een alternatief voor Rutte zou vormen. Met Frans Timmermans aan het hoofd moest deze combinatie de verkiezingen winnen, wat uiteindelijk mislukte. Dit was ondanks het feit dat GL-PvdA een deel van de aanhang van andere linkse en liberale partijen naar zich toe wist te trekken, door zich te presenteren als “het mindere kwaad” en “progressieve alternatief” voor de VVD en rechtse demagogen, op basis van veel cultuuroorlog-standpunten.
Het fusieproject heeft iets meer opgeleverd in Kamerzetels dan de twee partijen afzonderlijk, maar niets wijst op een grote heropleving. In 2012 haalde de PvdA afzonderlijk nog 13 zetels meer dan de huidige combinatie.
Wat de combinatie wel inhoudt, is een versterking van de rechtervleugels van beide partijen. Dit werd duidelijk tijdens het gezamenlijke GL-PvdA-congres in april, waar insprekers met solidariteitsbijdragen over Palestina het woord werd ontnomen. Nu zien we hoe ze een militaristische campagne voeren (o.a. tijdens de Europese verkiezingen), waarbij Poetin als hoofdvijand voor Nederland wordt neergezet, precies zoals de heersende klasse het verlangt. GroenLinks-leider Jesse Klaver betuigde eerder, in 2022, al spijt voor de anti-militaristische houding van GroenLinks in een ver verleden.
Oppositie tegen de fusie komt bij GroenLinks van een kleine linkervleugel, die een verrechtsing vreest, terwijl GroenLinks al jaren een liberale partijkoers vaart. Bij de PvdA zijn het de oude sociaaldemocraten in de provincies, die denken dat de arbeidersklasse wegloopt door fusie met een partij van de stedelijke middenklasse. In feite liep de arbeidersklasse al langer weg, wegens jaren van meeregeren en afbraak van sociale verworvenheden door de PvdA-leiding. De GL-PvdA-leiding zal niet veel te vrezen hebben van deze oppositie. Een nieuw klassenalternatief zal zich dan ook zeker buiten deze fusiepartij vormen.
Komt er een SP-renaissance?
De crisis van het kapitalisme betekent de crisis van het reformisme. Dat is een basaal marxistisch uitgangspunt. Tegelijk betekent dit niet dat het reformisme als politieke macht uit zichzelf volledig verdwijnt, of dat er geen tijdelijke heropleving mogelijk is. Het reformisme zal bestaan zolang er geen revolutionair massa-alternatief is. In de huidige omstandigheden van stagnatie van het Nederlands kapitalisme, groeiende onvrede en wantrouwen, met voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog een “echt” rechts kabinet aan de macht, zijn de omstandigheden aanwezig voor een gedeeltelijke heropleving van de SP.
Na de zoveelste nederlaag onder Lilian Marijnissen, en met de herinnering van de crisis van 2021 (waarbij jongerenorganisatie ROOD en allerlei kritische linkse leden geroyeerd werden) in het achterhoofd, probeert de SP onder leiding van Jimmy Dijk een meer strijdbaar imago te presenteren. Jimmy Dijk spreekt over klasse en klassenstrijd, wat op zichzelf een stap vooruit is.
Tegelijk moet duidelijk zijn dat de vorm misschien veranderd is, maar de inhoud niet. De chauvinistische standpunten over arbeidsmigranten zijn bijvoorbeeld nog ongewijzigd. Verder worden er geen lessen getrokken uit het verleden. Desalniettemin moeten we rekening houden met een kleine heropleving van de SP, op basis van onvrede met de bezuinigingen van het kabinet-Schoof.
Het bouwen van een communistisch alternatief - onze rol
Er is een wereldwijde heropleving van interesse in communistische ideeën onder jongeren, vooral in het Verenigd Koninkrijk en Noord-Amerika. De Koude Oorlog ligt ver achter ons en de nieuwe generaties zijn enkel opgegroeid met crises en bezuinigingen. De term communisme is radicaler dan de term “socialisme” die geassocieerd wordt met het slappe reformisme.
In Nederland zijn we nog niet zo ver als in andere landen. Niettemin is er hier ook een beginnetje te zien van deze ontwikkeling. De eerste uiting was de groei van ROOD toen het in conflict kwam met de SP-leiding en landelijk in het nieuws kwam als “marxistische” en “communistische” organisatie.
Significanter is echter de groei van de Communistische Jongerenbeweging (CJB), die sinds 2020 verviervoudigd is en meer zichtbaar is geworden. De nieuwe leden zijn minder dogmatisch stalinistisch en zijn meer open voor discussie. Dit wijst erop dat er ook in Nederland een laag jongeren is die een communistische organisatie zoekt en dan al snel bij de grootste zich communistisch noemende groep terechtkomt. Ondanks de kritiek die we hebben op de CJB en haar moederorganisatie NCPN, zien we ook dat er positieve stappen genomen zijn door hen en hun internationale samenwerkingsverband (hun standpunt t.o.v. de Oekraïne-oorlog en breuk met de pro-Poetin “communisten”) en gaan we waar het kan op kameraadschappelijke wijze de discussie aan.
Zelfs binnen de SP Jongeren (opgericht als alternatief voor het “communistische” ROOD) zijn er leden met communistische sympathieën, die met ons in gesprek gaan. Dit alles toont aan dat de beste elementen overal op zoek zijn naar een communistische organisatie.
Het grootste deel van de beste elementen is echter helemaal niet georganiseerd. Ze zitten niet bij de SP, omdat ze het reformistische “socialisme” verwerpen. Sinds de partij BIJ1 door giftige identiteitspolitiek implodeerde, is dit ook geen aantrekkingspunt meer. De nieuwe lichting geavanceerde elementen kijkt niet naar de parlementaire partijen, maar zoekt naar een radicaler alternatief daarbuiten. Hun zwakte is dat ze veelal geatomiseerd zijn en niet georganiseerd zijn in een organisatie.
Om deze geavanceerde elementen te organiseren heeft Revolutie zichzelf geherlanceerd als de Revolutionaire Communisten, met als tijdschrift De Communist. Een passende naam: wij zijn immers communisten die uit een traditie voortkomen die teruggaat tot de Linkse Oppositie in de Komintern.
Ons doel is een landelijke organisatie op te richten van revolutionaire communisten, die de basis kan vormen voor een Revolutionaire Communistische Partij, zoals die bestond in de jaren na de Tweede Wereldoorlog.
Met dat doel willen wij communisten rekruteren en organiseren in cellen en afdelingen. Dit doen we op principiële basis, op basis van marxistische theorie en ideeën. De cellen en afdelingen bediscussiëren deze ideeën en doen werk binnen de scholen, universiteiten, bedrijven en buurten waar zij actief zijn. Daarmee kunnen ze wortel schieten binnen de arbeidersbeweging.
Op deze manier werken wij aan het bouwen van het fundament van een toekomstige communistische massapartij in Nederland, die een leidende rol kan spelen in de socialistische revolutie in Nederland en zo een einde kan maken aan alle vormen van uitbuiting en onderdrukking.
Aangenomen op 3 november 2024 te Amsterdam, door het Congres van de Revolutionaire Communisten.