Het is 75 jaar geleden dat de Februaristaking plaatsvond. In Amsterdam legden op 25 februari 1941 tienduizenden arbeiders het werk neer uit protest tegen de deportatie van de Joodse bevolking door de Duitse bezetter. De algemene staking verspreidde zich naar andere plaatsen en werd de volgende dag met wrede repressie beëindigd door de nazi's. Het was een sleutelmoment in de geschiedenis van de Nederlandse klassenstrijd.
De bezetting
In 1940 werd Nederland onderworpen en bezet door Nazi-Duitsland. De Nederlandse heersende klasse was hier niet op voorbereid. Haar leger was sterk verouderd. De heersende klasse baseerde zich op de uitbuiting van Indonesië met behulp van de marine, terwijl zij op het Europese land een politiek van 'neutraliteit' voerde ten opzichte van de grotere machten, balancerend tussen Engeland en Duitsland. Na het aan de macht komen van Hitler in 1933 werd deze gezien als 'bevriend staatshoofd'. Joodse, socialistische en communistische vluchtelingen uit Nazi-Duitsland werden regelmatig teruggestuurd of vastgezet. De tegenstellingen tussen Duitsland en Groot-Brittannië leidden echter tot oorlog, waarbij Duitsland de controle nodig had over de Noordzeekust en die met alle wreedheden (zoals het platbombarderen van Rotterdam) wist te realiseren.
Om de Nederlandse bevolking aan de kant van Nazi-Duitsland te krijgen, werd er een racistische politiek gedreven van verdeel en heers. Er werd gewezen op de gelijkenis tussen de 'Arische' Nederlanders en Duitsers, terwijl de Joden als een minderwaardig 'nomadenvolk' werden beschouwd. Dit antisemitisme was al aanwezig in de Nederlandse samenleving en werd met de komst van Joodse vluchtelingen in de jaren '30 door conservatieve stemmen versterkt. Door de nazi's werd dit racisme nu naar een hoger niveau gebracht. Joden werden uit belangrijke publieke functies ontslagen, mochten niet meer bij de overheid werken en moesten zich officieel registreren als zijnde Jood.
De NSB
Als hulpmiddel werd de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) gebruikt. Deze fascistische organisatie had een redelijke basis in de jaren '30, maar was lang niet zo sterk als de NSDAP in Duitsland in de jaren voor de machtsovername. In feite nam haar ledental af in de laatste jaren voordat Nederland bezet werd. Met de steun van de bezetter had de NSB hernieuwd vertrouwen gekregen en ging haar knokploeg, de Weerbaarheidsafdeling (WA), over tot intimiderende optredens tegen Joden en politieke tegenstanders.
Zo werden er in grote steden verschillende anti-Joodse acties uitgevoerd door de WA. Er vonden aanvallen plaats op Joodse winkels, op cafés die het weigerden een bordje 'verboden voor Joden' op te hangen, op willekeurige Joden in de trams, enz. Ondanks het in Nederland aanwezige antisemitisme, was er ook een socialistisch-communistische traditie van solidariteit. Verschillende voormannen van de SDAP en CPN waren Joods. Dit zorgde ervoor dat er onder de niet-Joodse arbeidersklasse spontane uitingen van solidariteit ontstonden met de Joodse bevolking. Bijvoorbeeld, nadat er aanvallen gepleegd werden op Joodse winkels in de Haagse Schilderswijk, kwam de lokale arbeidersbevolking de straat op om als wraak tegenaanvallen uit te voeren op winkels van NSB'ers.
In Amsterdam gebeurde iets dergelijks op grotere schaal. Verschillende treiterijen van de WA hadden er al toe geleid dat er Joodse zelfverdedigingseenheden werden opgezet om zichzelf tegen dit nazi-geweld te beschermen. Op 11 februari 1941 was er weer zo'n actie van de WA, die door de Joodse buurt wilde marcheren om Joden te intimideren en aan te vallen. Op het Waterlooplein raakten zij slaags met Joodse knokploegen, die daarbij gesteund werden door communistische knokploegen. Tijdens deze veldslag kwam WA-voorman Hendrik Koot om het leven, wat het startsein was voor extra repressie door de Duitse bezetter. De Joodse buurt werd als gevolg afgesloten. Een week later viel de Grüne Polizei een ijssalon in Amsterdam-Zuid binnen, welke gerund werd door twee Duitse Joden, omdat hier een Joodse knokploeg bijeen zou komen. Toen deze inval tot gewonden leidde, werd er door de bezetter besloten om de eerste grote razzia's tegen de Joodse bevolking te houden als collectieve straf.
Deze vonden plaats op 22 en 23 februari in de Joodse buurt. Op het Jonas Daniël Meijerplein werden er op gewelddadige wijze door de WA, met ondersteuning van de Sicherheitsdienst, 427 willekeurige Joodse mannen bij elkaar gebracht om afgevoerd te worden, waarvan het grootste deel uiteindelijk in concentratiekamp Mauthausen in Oostenrijk zou omkomen. Omdat het markt was en er ook veel niet-Joodse Amsterdammers aanwezig waren, zorgde dit voor een grote schok onder de Amsterdamse arbeidersklasse.
De staking
Hoewel het fascisme faliekant tegen stakingen was, was de Februaristaking niet de eerste staking tijdens de bezetting. Er waren op meerdere locaties al enkele acties geweest van tewerkgestelde werkloze arbeiders tegen verlenging van de werkdag of voor hogere uitkeringen. Daarnaast was er onrust op de scheepswerven in Amsterdam-Noord, toen er bekend werd dat een deel van de arbeiders via loting naar Duitsland gestuurd zou worden om daar te werken. Op 17 februari leidde dit tot een staking en verlieten de arbeiders de werven. De CPN had voorbereidingen getroffen om deze woede uit te bouwen naar een algemene staking de volgende dag, maar de Duitse bezetter blies zijn plannen (voorlopig) af, waardoor de staking op de 18e niet doorging.
Met de anti-Joodse acties van de nazi's was de woede tegenover hen van de arbeidersklasse groot genoeg voor een algehele mobilisatie. Op 24 februari hield de CPN een openluchtbijeenkomst bij de Noordermarkt om een algemene staking te bespreken, waarbij veel bij de gemeente Amsterdam werkzame kaderleden aanwezig waren. Er werd besloten tot een staking van gemeentelijke arbeiders de volgende dag, gevolgd door een algemene staking de 26e. Diezelfde nacht werd het beroemde stencil "Staakt, staakt, staakt!!!" afgedrukt, welke de volgende dag door de CPN-kaders verspreid werd onder de gemeentelijke arbeiders.
Op de 25e werd er in de ochtend gestaakt door de trambestuurders, later op de dag gevolgd door de andere gemeentediensten. CPN-kaders vertrokken met de pont naar Amsterdam-Noord om daar succesvol de arbeiders in de scheepswerven tot stakingsactie te krijgen, welke vervolgens meegingen naar het centrum om de staking verder te verspreiden bij andere gemeentediensten. De 26e verspreidde de staking zich verder, vooral naar de private sector. Vrouwelijke arbeiders speelden een grote rol bij het verspreiden van de staking naar naaiateliers. Er werd gestaakt bij de Bijenkorf. Scholieren liepen hun lessen uit. De staking bleef niet tot Amsterdam beperkt: ze verspreidde zich naar Haarlem, Velsen, de Zaanstreek, Weesp, Bussum, Muiden, Hilversum en Utrecht.
Nadat het verrassingseffect over was, begon op de 25e in de middag reeds de repressie. Er werd geschoten op stakers. Tijdens de staking waren er 9 doden en 24 zwaargewonden gevallen. De repressie vond aanvankelijk voornamelijk plaats door de Grüne Polizei, omdat de gewone Duitse soldaten minder vertrouwd werden in het plegen van zulke grootschalige repressie tegen de burgerbevolking.
Hoewel de staking de verdere deportaties niet heeft kunnen stoppen, kwam deze wel als een flinke dreun voor de nazi's. De verdeel-en-heerspolitiek van de Germaanse Nederlanders versus de Joden had niet gewerkt, gezien de grote solidariteit van de Nederlandse arbeiders met de Joodse bevolking tijdens de Februaristaking. Dit betekende dat de bezetting met meer repressie doorgevoerd moest worden en dat de ware aard van het fascistische regime duidelijk werd voor velen. In maart voltrokken zich aldus de eerste executies van communistische militanten. Daarnaast zijn er in de maanden na de staking honderden communisten opgepakt.
De toe-eigening van de Februaristaking
De Februaristaking kwam voort uit de solidariteit van de werkende klasse van Amsterdam en andere plaatsen met de Joodse bevolking. Een belangrijke rol speelden hierbij de kaderleden van de CPN, hoewel ook Henk Sneevliets MLL-Front een rol in de verspreiding speelde, naast vele niet-partijgebonden arbeiders. Het was de laatste algemene staking die er in Nederland heeft plaatsgevonden en de enige algemene staking in Europa tegen de deportatie van Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het was daarnaast een daad van anti-racistisch verzet op klassenbasis.
Na de oorlog heeft de Nederlandse heersende klasse deze staking echter toegeëigend als een daad van 'nationaal verzet' van het Nederlandse volk. De rol van de CPN werd in de Koude Oorlog weggemoffeld en hun leden mochten tot 1968 zelfs niet aanwezig zijn bij de herdenking.
In 2016 spreekt koning Willem-Alexander op de 75e herdenking, waarbij opnieuw het 'nationale karakter' van de staking werd benadrukt. Dit is allemaal zeer hypocriet. De rol van de Nederlandse heersende klasse, het Koningshuis en de regering in ballingschap is uiterst negatief geweest voor de Joden. Zij bekommerden zich vooral om het veilig stellen van hun eigen belangen. Een deel van de Nederlandse heersende klasse wilde zich onderwerpen aan de bezetter. Hun kapitaal werd immers niet bedreigd, enkel onderworpen aan de Duitse oorlogsbelangen. Een ander deel zag meer heil in samenwerking met de Geallieerden en weer een ander deel wilde balanceren zoals voorheen gedaan werd. Het Koningshuis en de regering in ballingschap gingen na hun vlucht naar Engeland aanvankelijk in geheime onderhandelingen met de Duitsers, maar uiteindelijk kozen zij voor de Geallieerde kant. Vanuit Engeland werd getracht grip te krijgen op het grootste deel van het Nederlandse verzet, om dit op één lijn te brengen met de belangen van de Geallieerden.
Het tegengaan van de vervolging van de Joden was geen doel van hen. De hoofdinspecteur van de NS was een verzetsman die in contact stond met de regering in ballingschap en haar meerdere malen gevraagd had wat er gedaan moest worden aan de deportatie van Joden. Het antwoord vanuit Londen was "Niets! Doorgaan!", omdat een spoorwegstaking slecht zou zijn voor de economie (lees de belangen van de Nederlandse bedrijven).
Het punt is dat de heersende klasse weinig tot niets gedaan heeft om de vervolging van Joden te stoppen, terwijl de arbeidersklasse gestaakt heeft met gevaar voor eigen leven. Deze geschiedenis mag nooit vergeten worden en moet beschermd tegen hen die dit in de naam van 'nationale eenheid' willen verdraaien.
Na de staking
De Februaristaking betekende dat de bezetter repressiever ging handelen. Het tegen elkaar uitspelen van bevolkingsgroepen had niet voldoende gewerkt, gezien de verenigde strijd van onderaf. De repressie betekende dat de ware aard van de fascistische bezetter onthuld werd, waardoor de steun onder de Nederlandse bevolking verder afnam.
De CPN speelde een belangrijke rol in de staking, vooral door de druk van de basis van onderaf, ondanks dat de stalinistische leiding een onjuiste koers voerde. Sinds het Stalin-Hitlerpact uit 1939 werd er vanuit Moskou opgelegd dat Groot-Brittannië en de Geallieerden de grootste boosdoener waren, in plaats van kritisch te zijn op beide imperialistische kampen. Het verbod op de partij leidde er echter wel toe dat op empirische basis de partij ondergronds ging werken en dat men zich verzette tegen de anti-Joodse maatregelen (belangrijke partijleiders waren ook Joods). Met de Februaristaking werd het verzet van de partij opgevoerd en werd de CPN tevens hard aangepakt.
Toen Hitler de Sovjet-Unie binnenviel werd de partijlijn ook van bovenaf gewijzigd. De strijd tegen Nazi-Duitsland moest nu volledig gevoerd worden. Dit moest plaatsvinden door een 'volksfrontpolitiek', waarbij de communisten in alliantie moesten gaan met alle andere 'anti-fascistische' krachten, waaronder de Geallieerden. Dit was geen onafhankelijk klassenstandpunt, maar betekende in feite steun voor een van de imperialistische kampen en een deel van de kapitalistische klasse. Het standpunt kwam voort uit de belangen van de Sovjet-bureaucratie. In de Nederlandse situatie betekende het samenwerking met burgerlijke verzetsorganisaties in de Raad van Verzet.
Uiteraard maakte deze verkeerde politiek de verzetsdaden van de CPN-leden niet minder heldhaftig. Hun populariteit steeg tijdens de oorlogsjaren, wat duidelijk werd na de bevrijding door de Geallieerden. In grote delen van Europa ontstond er een revolutionaire golf, welke begon met het afzetten van Mussolini in Italië in 1943. In Italië, Frankrijk en België leidde de volksfrontpolitiek ertoe dat de Communistische Partijen na de capitulatie van Duitsland in regeringen van nationale eenheid terecht kwamen. In Nederland was met de CPN bijna hetzelfde gebeurd in 1946. De Waarheid was voor een tijdje de grootste krant van Nederland; de CPN zat in het gemeentelijke college van Amsterdam, waar de partij de grootste was na de oorlog. CPN-leider Paul de Groot was bereid om ministers te leveren voor een regering van nationale eenheid in Nederland, maar de onderhandelingen liepen stuk op het aantal ministers.
De CP's werden gebruikt om het revolutionaire initiatief van de massa's in veilige banen te leiden, zodat de contrarevolutie op democratische wijze ingezet kon worden via parlementaire verkiezingen en Marshallhulp, waarbij het kapitalistische systeem in stand gehouden werd. Objectief speelden ze net als de sociaal-democraten een conservatieve rol in deze revolutionaire golf. De door Leon Trotski opgerichte Vierde Internationale was te klein om in Nederland of andere Europese landen een leidende rol te spelen, waardoor de revolutionaire situatie wegebde en pas eind jaren '60 opnieuw in Europa zou verschijnen.
Actualiteit
De Februaristaking moeten we blijven herdenken, omdat het een belangrijke actie is geweest in de geschiedenis van de Nederlandse arbeidersklasse. Tevens is het de laatste algemene staking geweest die het land gekend heeft. We moeten het nalatenschap van de Februaristaking redden uit de klauwen van de heersende klasse.
Samen met andere solidariteitsacties van de CPN, laat het zien hoe racisme en fascisme bestreden kunnen worden door acties op klassenbasis. De tactiek van verdeel en heers werd doorbroken door de solidariteit met de Joodse bevolking. Hoewel de situatie nu uiteraard heel anders is dan toen, zien we overal in Europa dat er een opkomst is van rechts-populistische partijen en dat kleine fascistische groepen zich agressiever gaan gedragen. Laat de Februaristaking een herinnering zijn voor de arbeidersbeweging dat het haar taak is om werkenden en werklozen van alle etniciteiten en geloven te verenigen tegen racisme.