Zesentachtig jaar na de publicatie van zijn boek Wij slaven van Suriname, stond Anton de Kom in 2020 op de Nederlandse bestsellerlijst. Vanwege de indrukwekkende groei van de Black Lives Matter-beweging willen veel Nederlanders meer leren over deze Surinaamse volksheld. In de geschiedenislessen van volwassen Nederland kwam Anton de Kom niet voor. In 2020 kwam hier verandering in: De Nederlandse ‘Canon’ werd herzien.
Wat is de Canon?
De Canon is een geschiedeniscurriculum over Nederland, en landen die Nederland bezet heeft. Voor 2006 werd het curriculum voor geschiedenisonderwijs door elke uitgever van schoolboeken apart ontwikkeld. Later werd door de commissie-Oostrom een programma ontwikkeld in opdracht van de overheid, dat een uitgangspunt vormt voor geschiedenisonderwijs. In de Canon wordt de Nederlandse geschiedenis verdeeld in tijdvakken. Elk tijdvak heeft een benaming die de periode samenvat, en bevat een aantal historische figuren ter illustratie. Anton de Kom is toegevoegd ter ondersteuning van het tijdvak ‘Wereldoorlogen’.
De Kom in de Canon
Het venster van De Kom geeft een aangepaste versie van zijn levensloop. In het venster wordt de nadruk gelegd op persoonlijke omstandigheden in zijn familie, bijvoorbeeld zijn huwelijk met Petronella Borsboom (een witte vrouw) en het overlijden van zijn moeder in Suriname. Alleen zijn meest bekende geschreven werk wordt bij naam genoemd (Wij slaven van Suriname). De bekende communistische groepen en personen waar De Kom samen mee streed, komen nauwelijks aan bod. Ook over de inhoud van zijn boek wordt weinig gesproken. Het wordt alleen in de introductie erkend; daar wordt geschreven dat De Kom ‘‘koloniale machtsstructuren inzichtelijk maakt’.’ Aan het einde van het Canon-venster staat een citaat uit het boek Wij slaven van Suriname, waarin de Kom schrijft dat hij naar Suriname hoopt terug te keren als alle ellende is uitgewist.
De onderbouwing
Over de kwestie van het hervormen van de Canon is een Kamerdebat geweest, waar er hevig gediscussieerd werd over of herzieningen nodig waren. Vooral de schaduwkanten van de Nederlandse geschiedenis was een controversieel onderwerp. Een aantal partijen (PVV, VVD, CDA, FvD en SGP) waren hier tegen. Er zou volgens hen dan sprake zijn van ‘politieke sturing’ in de Canon. In het rapport van de Commissie over de herzieningen wordt ook kritiek van leraren genoemd over het nationalistische karakter van de oude Canon.
Ondanks deze kritiek van docenten wordt er later in het rapport beweerd dat de Canon door zijn onderwijsfunctie van nature vrij blijft van politieke en institutionele belangen. Later wordt nogmaals benadrukt dat er, aan de hand van de discussie in 2019, bewust voor gekozen is om de 'schaduwkanten' van de Nederlandse geschiedenis niet te behandelen. In plaats van schaduwkanten wordt er gesproken over meer diversiteit en meerstemmigheid in de Canon. In het geval van de Kom is er nadruk gelegd op zijn persoonlijke leven in plaats van zijn politieke opvattingen, omdat dit beter past bij ‘het doel’ van de Canon.
Schaduwkanten niet behandelen is juist politiek gemotiveerd. Het is immers in het belang van de kapitalistische staat dat jongeren niet leren over de radicale ideologieën van activisten als De Kom. In het belang van de de status quo worden De Kom en anderen witgewassen. Toch beweert de commissie volledig 'objectief' te zijn. Volgens de commissie wordt er in de Canon recht gedaan aan 'de complexiteit' van de geschiedenis.
Het woord 'complexiteit' wordt in dit geval gebruikt om de misdaden van de heersende klasse te verbloemen. Voor de tot slaaf gemaakte Surinamers was er geen sprake van complexiteit. De gevolgen van de eeuwenlange uitbuiting worden vandaag de dag nog steeds gevoeld, en de uitbuiting gaat op een imperialistische wijze door, via de mechanismen van de wereldmarkt. Nog een voorbeeld van verbloeming is het woord 'schaduwkanten' zelf. Door dit woord te gebruiken wordt er afstand gecreëerd tussen het Nederlandse kapitalistische regime van toen en dat van nu. In werkelijkheid is Nederland nog steeds een imperialistisch-kapitalistisch land, maar vindt de imperialistische uitbuiting nu plaats op andere wijze. Het rapport van de commissie doet een poging om deze sporen uit te wissen, en probeert een geschiedenis van uitbuiting wit te wassen.
‘Adek’ als held van de werkende klasse
Anton de Kom werd geboren in Paramaribo, Suriname in 1898. Hij groeide op in een arbeidersbuurt en doorliep de MULO. Veel zwarte jongens kregen deze kans niet. De Kom ging aan het werk bij een deurwaardersbureau, maar nam het vaak op voor de arbeiders waarvan hij geld moest innen.
Omdat hij in koloniaal Suriname geen mogelijkheden zag om zichzelf te ontwikkelen, vertrok Anton de Kom in 1920 naar Nederland. In Nederland raakte hij bij verschillende politieke groepen betrokken, waaronder de Communistische Partij Holland. In 1932 schreef hij voor De Tribune het artikel "Terreur in Suriname", waarin hij de koloniale regering bekritiseerde voor haar verdeel-en-heerspolitiek. Aan de hand van een apartheid-achtige hiërarchie kregen bepaalde contractarbeiders meer betaald dan anderen, om op deze manier etnische conflicten op te stoken. Ook benoemde hij het verbod op de Surinaamse Arbeiders en Werkers Organisatie als een poging van de regering om verdeeldheid te zaaien. Later werd deze organisatie heropgericht als de Surinaamse Arbeiders Vereniging en werd De Koms artikel als pamflet verspreid.
De Nederlandse inlichtingendienst en het Nederlandse koloniale regime in Suriname werkten nauw samen om De Kom in de gaten te houden. Toen hij vanuit Nederland met zijn vrouw Nel naar Suriname vertrok, werd hij constant door de autoriteiten lastig gevallen. Honderden arbeiders verzamelden zich om hem te begroeten bij zijn aankomst in Paramaribo, maar het werd De Kom onmogelijk gemaakt om lezingen te houden, om de arbeiders toe te spreken.
Nadat hij een maand in Suriname was, werd hij door de koloniale regering gevangengezet. Uit solidariteit verzamelden honderden arbeiders zich op het Gouvernementsplein in Paramaribo. De politie opende het vuur, waarbij drieëntwintig doden en drie gewonden vielen. Deze dag staat in Suriname bekend als Zwarte Dinsdag.
De Kom bracht vier maanden in gevangenschap door en werd in het geheim verbannen naar Nederland. In Nederland werd hij in IJmuiden en Amsterdam begroet door vele arbeidersgezinnen. De Kom richtte het woord tot hen. Hij zei:
“Kameraden, ik dank jullie voor jullie hartelijke ontvangst. Ik breng jullie een groet van jullie verdrukte, hongerende Surinaamse broeders. Jullie aanwezigheid beschouw ik niet als een persoonlijke hulde, maar als een bewijs van jullie solidariteit en jullie medeleven met hen. Veel heb ik geleden, veel leed mijn vrouw en veel leden mijn kinderen. Maar nu ben ik hier, en ik wil met jullie strijden tegen het imperialisme, dat de vijand is van blanke en bruine arbeiders. Ik roep jullie sympathie en daadwerkelijke solidariteit in voor het ongelukkige Surinaamse proletariaat. Strijdt samen met jullie broeders aan de overkant van de Oceaan voor een betere wereld, waarin recht, vrijheid en arbeid zal zijn voor iedereen. Ik heb gezegd en dank jullie!”
Deze boodschap van solidariteit en internationalisme is in veel werken van De Kom terug te vinden. Voor de officiële publicatie van zijn boek in 1934 werkte hij er al enkele jaren aan. In 1933 gaf de Kom het hoofdstuk 'Onze Helden' uit in het tijdschrift Links Richten.
In dit hoofdstuk benoemde hij dat de revolutionaire leiders van de tot slaaf gemaakte bevolking in Suriname niet in de geschiedenisboeken terug te vinden waren. Hij schreef in dit hoofdstuk de voorspellende woorden:
‘’Gij zijt geen deel van Holland's koloniale glorie, gij behoort tot de donkere bladzijden der historie die de wetenschappelijke geschiedvervalsching het liefst maar overslaat bij het doceeren.’’
Daarnaast roept hij de Surinaamse en Nederlandse arbeiders op om solidair met elkaar te zijn. Hij spreekt in de laatste paragraaf de Nederlandse proletariërs aan en benoemt dat zij geen deel hadden aan het roven van de Hollandse regenten, omdat zij zelf onderdrukt werden. Ook voorspelt hij dat alle proletariërs (wit en zwart) hand in hand zullen lopen op de dag dat er voorgoed met het kapitalisme afgerekend zal worden.
Mede door bemoeienis van de Nederlandse geheime dienst duurde het lang totdat Wij slaven van Suriname gepubliceerd kon worden. Het hoofdstuk 'Onze Helden' ontbreekt in de versie die gepubliceerd werd in 1934. Vermoedelijk zijn er nog meer hoofdstukken niet in opgenomen, maar dit is niet te achterhalen, omdat het originele manuscript verloren is gegaan tijdens de oorlog.
Tijdens de oorlog schreef De Kom artikelen voor het Haagse, communistische verzetsblad De Vonk en Het Revolutionair Socialistische Blad. Omdat hij een communist was, werd hij opgepakt door de nazi’s en weggestopt in een concentratiekamp, waar hij een paar weken voor de bevrijding overleed aan tuberculose.
In het artikel over de De Kom van de historici die de Canon hebben samengesteld, staat dat De Kom ‘geïnspireerd was door de gelijkheidsidealen van communistische organisaties in Nederland’. Uit de artikelen die De Kom schreef voor De Tribune, De Vonk, The Negro Worker en Links Richten wordt duidelijk dat De Kom inzag dat racisme een onderdeel van kapitalisme is en dat het enige medicijn hiertegen solidariteit en gezamenlijke strijd is.
De ideologie van De Kom in de Canon
Zoals De Kom zelf voorspelde is de waarheid over zijn ideologie niet in een Nederlands schoolboek terug te vinden. Liever presenteert de bourgeoisie een afgezwakte versie van zijn radicale principes die beter bij haar belangen aansluiten. Zijn boek was niet alleen een ‘aanklacht’ tegen racisme, uitbuiting en kolonialisme. Het was een oproep tot actie.
Het is zonder meer waar dat De Kom, net zoals veel anderen, repressie ondervond van de koloniale regering. De reden hiervoor was dat hij een revolutionair was, die terug wilde keren naar Suriname met de intentie om de arbeidersklasse te organiseren en de Nederlandse heersende klasse uit Suriname te verdrijven. Daarom werd hij vastgezet: omdat de Nederlandse regering hem aanschouwde als een reële dreiging voor haar macht. Niet alleen ‘oproer’ of ‘verzet’ zoals in het venster omschreven wordt. Daarnaast wordt de schuld hiervan gegeven aan de ‘koloniale’ overheid. Dit komt goed uit, aangezien deze overheid inmiddels niet meer bestaat. De rol van de overheid in het moederland blijft onbenoemd.
Conclusie
Het is onze taak als marxisten om de werkelijke geschiedenis uit te leggen aan de arbeidersklasse en jongeren die tegen discriminatie en onrecht willen vechten. De heersende klasse creëert een verwrongen beeld van de geschiedenis om zo het zuiver positieve beeld van de geschiedenis van het kapitalisme in stand te houden.
Daarom zijn, in de ogen van de burgerlijke regering, deze herzieningen van het geschiedenisonderwijs nodig. Ze reflecteren de veranderende belangen van de heersende klasse in de huidige samenleving. Om deze reden worden verhalen steeds veranderd. Niet vanwege nieuw bewijs of onderzoek, maar om ze als propagandamiddel in te zetten, om 'inclusie' en 'diversiteit' in het officiële verhaal te integreren nu een groeiend aantal jongeren zich tegen racisme verzet. Er worden in de geschiedenislessen bijvoorbeeld geen verbanden gelegd tussen onderwerpen als koloniale onderdrukking en hedendaagse armoede en onderontwikkeling in het zgn. 'mondiale zuiden'.
Het is onze taak om de materiële verbindingen tussen kapitalisme en racisme voor jongeren en arbeiders inzichtelijk te maken. Dit is ook waar De Kom voor stond; dit is wat hij duidelijk wilde maken aan arbeiders in Suriname. Gewapend met deze kennis, kan men enkel tot de conclusie komen dat de strijd tegen het racisme onlosmakelijk verbonden is met de strijd tegen het kapitalisme. Dat men de handen ineen moet slaan met alle onderdrukte lagen binnen de samenleving. Alleen dan kunnen we succesvol alle vormen van onderdrukking opheffen door middel van een socialistische transformatie.
‘En gij, Nederlandse proletariërs voor wie ik mede dit boek schrijf, gij die geen deel had aan de schatten der Hollandse regenten, die in de gouden eeuw gebrek leed en opgehangen en neergeschoten werd voor het Waaggebouw van uw hoofdstad, gij die helden gekend hebt als de geuzen en die aan uw vanen nog steeds de kleur geeft van het bloed der slachtoffers van de Parijse Commune, gij die de schuld niet deelt der overheersers, omdat gij zelve overheerst werd, gij zult de voorvechters onzer vrijheid met ons liefhebben en hun beeltenis zal meegedragen worden in uw stoeten naast dien van Lenin op den dag, dat de grote afrekening met het kapitalisme zal plaatsvinden.’