De in 2011 verschenen bestseller ‘Een korte geschiedenis van de mensheid’ van Yuval Noah Harari wordt door alle grote mediakanalen aangeprezen. De lijst van fans is lang en bevat figuren als Barack Obama, Mark Zuckerberg, Daniel Kahneman en Angela Merkel. De Britse Guardian noemde het boek zelfs een van de belangrijkste werken van de 21ste eeuw. Miriam van den Nest (IMT Oostenrijk) neemt dit boek kritisch onder de loep en toont aan waarom het idealisme van Harari een doodlopend spoor is.
Kort samengevat beschrijft Harari, een Israëlische historicus die gespecialiseerd is in militaire geschiedenis, in zijn non-fictieboek de evolutie en de geschiedenis van Homo sapiens. De hoofdpunten hierin zijn volgens hem ‘drie grote revoluties in de menselijke geschiedenis’: de cognitieve, agrarische en de industriële revoluties. Zijn belangrijkste stelling is dat de mens boven andere diersoorten uitstijgt door het vermogen in gemeenschappelijke mythen te geloven en hierover te spreken.
Zo worden in de loop van het boek allerlei maatschappelijke fenomenen als mythen of zogenaamde ‘intersubjectieve realiteiten’ neergezet. Het begrip ‘intersubjectiviteit’ duidt hier aan dat dingen door meerdere personen waargenomen en geaccepteerd worden (‘collectieve mythen’), maar dat deze niet ‘objectief’ bestaan; ze bestaan enkel in onze gedachten. Hierdoor reduceert Harari al het maatschappelijke tot een puur hersenspinsel. Rechters worden tovenaars, wetboeken worden toverspreuken en wetten worden verhaaltjes die mensen toevallig bedacht hebben.
Deze benadering is bijzonder illustratief in het geval van het bedrijf Peugeot en bv’s in het algemeen. Ze worden beide als fictieve hersenspinsels beschreven die slechts bestaan omdat mensen erin geloven: nadat men zich simpelweg het idee van ‘besloten vennootschappen’ had voorgesteld, kon Armand Peugeot door middel van juridische tovenarij, die met de eucharistie van een christelijke mis vergeleken kan worden, zijn bedrijf Peugeot, zijn verhaal oprichten.
Het feit dat vroeger de logistiek noch de infrastructuur aanwezig was en er überhaupt geen nut was voor megabedrijven (en trouwens ook niet voor auto’s), schijnt voor Harari geen rol te spelen.
Als we deze logica tot zijn conclusie volgen, stelt hij dat de natuur en de samenleving volkomen onafhankelijk van elkaar bestaan. Terwijl de ene de natuurwetten volgt, is de andere geheel toevallig ontstaan en ontwikkelt zij zich net zo toevallig verder. In werkelijkheid is onze samenleving een deel van de natuur. Zij is hieruit ontstaan en de twee hebben een wederzijdse invloed op elkaar.
Maatschappelijke fenomenen zijn niet het resultaat van een toevallig collectief verhaal, maar zijn altijd noodzakelijk en vloeien voort uit de materiële situatie. Zo is het bestaan van bv’s onder de burgerlijke staat niet zomaar uit de hemel gevallen. De bv is een bedrijfsvorm die pas tijdens het kapitalisme mogelijk, noodzakelijk en nuttig is geworden. Harari’s mystificatie van maatschappelijke fenomenen verdoezelt hun ware aard, zonder de wereld beter te kunnen verklaren. Het is al helemaal niet de bedoeling van de auteur deze fenomenen bewust te veranderen. Maar toch zullen wij deze fenomenen stap voor stap ophelderen.
‘Cognitieve revolutie’ vs. revolutie van de productiekrachten
De geschiedenis van de bewuste mens begon volgens Harari 70.000 jaar geleden met de ‘cognitieve revolutie’, de eerste belangrijke revolutie in de geschiedenis van de mensheid. Deze zou hoogstwaarschijnlijk (de auteur heeft niet de gewoonte een definitieve positie in te nemen) door een enkele genetische mutatie zijn ontstaan, die Homo sapiens een denkwijze gaf die hem van het dierenrijk onderscheidde en hem in een bewust handelende mens veranderde.
Verder schrijft hij dat het ontstane bewustzijn zich tot op heden niet veranderd heeft: aangezien wij genetisch en lichamelijk nog hetzelfde zijn en daardoor over dezelfde denkwijze beschikken, kunnen wij volgens Harari zonder problemen met mensen van 70.000 jaar geleden over kwantummechanica of Alice in Wonderland spreken.
Men gaat er daadwerkelijk vanuit dat 70.000-50.000 jaar geleden een kwalitatieve sprong in de evolutie plaatsvond. Echter, bij nadere inspectie is de stelling dat het ontstaan van het huidige menselijke bewustzijn op een enkele mutatie gebaseerd is, absurd. Wanneer wij daadwerkelijk aannemen dat het bewustzijn bij zijn genetische geboorte al volledig ontwikkeld was, is het onbegrijpelijk hoe het zo lang heeft kunnen duren voordat de mens vliegtuigen begon te bouwen of symfonieën begon te componeren. Bovendien leidt deze aanname tot de conclusie dat de enige beschikbare mogelijkheid om ons verder te ontwikkelen een nieuwe mutatie is.
Het menselijk bewustzijn in al zijn complexiteit is echter veel meer dan de anatomische structuren in het brein. De ontwikkeling van het bewustzijn vond (en vindt) plaats in de interactie met de omgeving: door de arbeid en de productie van werktuigen ontstond de noodzaak voor een abstractere kijk op de wereld en een gespecialiseerde communicatie – oftewel taal. Zo was het ook geen toeval wanneer bepaalde ideeën (of ‘mythen’) ontstonden. Deze ideeën ontstonden altijd in verband met de productiewijze en de mogelijkheden die hieruit voortvloeiden. Zo ontstond het menselijk bewustzijn uiteindelijk in het proces waarbij de mens de wereld ging omvormen – noodzakelijke mutaties hiervoor waren op zich toevallig, maar konden alleen dominant worden doordat de materiële werkelijkheid gunstig was.
Dat leidde tot vooruitgang, tot de ontwikkeling van de mensheid en haar ideeën, van grotschilderingen tot de kunst van de renaissance, van het ontstaan van complexe geluiden tot zeer gespecialiseerde talen, literatuur en kwantummechanica.
‘Bedrog’ of vooruitgang?
Harari beschrijft de agrarische revolutie als de tweede belangrijke revolutie, waarmee hij de neolithische revolutie van 10.000 jaar geleden bedoelt. De neolithische revolutie wordt in het algemeen aangeduid als de ontwikkeling in de menselijke geschiedenis waarbij de teelt resp. domesticatie van planten en dieren plaatsvond en mensen vaste nederzettingen vestigden. Deze ontwikkeling leidde vervolgens tot de stichting van steden en uiteindelijk tot het ontstaan van de staat en de klassenmaatschappij.
Harari noemt deze agrarische revolutie terloops het ‘grootste bedrog in de menselijke geschiedenis’: door te proberen tijd te besparen en over meer voedsel te beschikken, is de mens in een grote val getrapt waar hij niet meer uit kon komen. De berekening dat het mogelijk is door vandaag hard te werken morgen een beter leven te hebben, is niet opgegaan; met iedere vooruitgang kwam er alleen maar een nieuwe last bij. In plaats van stressvrijer te leven door de vooruitgang, is ons dagelijks leven hectischer dan ooit, bijvoorbeeld als we kijken naar de vloed van e-mails en berichten waar we iedere dag mee om moeten gaan. Het is niet de eerste of de laatste keer dat Harari hier de truc van het panpsychisme gebruikt en tarwe een bewustzijn toeschrijft: in de kern van deze agrarische revolutie is het de tarwe die uiteindelijk ons op slimme wijze gedomesticeerd heeft, in plaats van andersom. Ondanks haar behoeftigheid was tarwe in staat de mensen te overtuigen (!) hun levensstijl voor haar te veranderen.
Nadat de auteur eerst stelde dat de menselijke samenleving slechts op collectieve mythen gebaseerd is, moet hij nu zelfs elementen uit de natuur tot een mythe verheffen om zijn verhaal overeind te houden.
Dit gaat zelfs zo ver dat Harari claimt dat een van de eerste tempelcomplexen, Göbekli Tepe (in het huidige Turkije), voor de tarwe gebouwd is en de mens zich voor de tarwe op een vaste plek vestigde. Met deze stelling staat Harari in de geesteswetenschappen niet alleen, maar het zet de verhoudingen op z’n kop. Het is zeker mogelijk dat tarwe, met zijn fundamentele rol in de voedselvoorziening, een religieuze status verkreeg. Uiteindelijk was het echter de mens zelf die door (en niet voor) het verbouwen van gedomesticeerde planten in de gunstige positie kwam veel meer mensen te kunnen voeden. Dit ging zelfs zo goed, dat men tijd en energie voor het bouwen van tempels overhield!
De plantenteelt was geen ‘bedrog’ van de mens door de tarwe, maar een belangrijke vooruitgang die tot voedselzekerheid leidde. Kortom: een stap in de richting van de beheersing van de natuur door de mens, in plaats van de onderdrukking van de mens door de natuur.
Voor de auteur van het boek is de geschiedenis een willekeurige aaneenschakeling van toevallige gebeurtenissen zonder enige richting, die de mogelijkheid tot vooruitgang categorisch uitsluit.
In feite was het ontstaan van de klassenmaatschappij een vooruitgang. Ja, niet iedereen kon een winnaar zijn in dit spel; het leidde tot het ontstaan van een heersende klasse die met behulp van een staat over de ruggen van de meerderheid leefden. Toch zorgde deze uitbuiting voor een hogere productiviteit van de samenleving als geheel – meer rijkdom betekende dat een minderheid zich van de fysieke arbeid kon bevrijden en daardoor de wetenschap, kunst en cultuur verder kon ontwikkelen.
Het resultaat van de lange geschiedenis van klassenmaatschappijen is dat we tegenwoordig in een wereld leven waarin een paar uur werken per week voldoende zou zijn om de maatschappij draaiende te houden en de gehele wereldbevolking (die sinds de neolithische revolutie ongeveer met een factor 1000 gegroeid is!) te voeden, als een socialistische samenleving bereikt zou kunnen worden. Het enige dat momenteel de realisatie van deze mogelijkheden tegenhoudt, is het kapitalisme dat niet in staat is dit potentieel te benutten voor de menselijke behoeften. Dit potentieel moet gerealiseerd worden. In de juiste handen zijn technologische vooruitgang en productiviteitstijging de basis voor de bevrijding van de mensheid, en zeker geen ‘bedrog’.
‘De meeste miljonairs geloven in het bestaan van geld’
Net als de tarwe schrijft Harari ook het geld een eigen wil toe en beschrijft hij het als de succesvolste veroveraar in onze wereldgeschiedenis, die vol tolerantie en aanpassingsvermogen zit; het is zelfs het succesvolste verhaal dat ooit verteld is. Hij reduceert geld, net als tarwe, tot een kwestie van puur geloof: wij geloven in het geld omdat onze buren erin geloven en omdat onze ‘sjamanen’ (oftewel bankiers) hun prachtige verhalen geloofwaardig weten te vertellen. Geld is uiteindelijk geen materiële maar een uiterst spirituele zaak, die geen enkele objectieve waarde heeft.
Wederom begaat Harari hier dezelfde fout als bij zijn beschrijving van alle andere maatschappelijke fenomenen; een fout die diep in zijn idealistische methode geworteld is: een ding wordt niet minder echt of objectief enkel omdat het niet uit de menselijke biologie voortvloeit. Men kan niet kiezen om wel of niet in geld te geloven! Ons dagelijks voortbestaan is afhankelijk van de vraag of we er wel genoeg van hebben.
Maar wat is geld dan wel, hoe is het ontstaan, en heeft het een objectieve waarde?
De stabiele productie van een overschot bovenop de dingen die noodzakelijk zijn om te overleven, vormde de materiële basis voor een systematische handel. Met de verdere ontwikkeling van de productiekrachten groeide deze handel verder en dus werd het noodzakelijk de waarde van de te verhandelen goederen objectief uit te drukken. Deze noodzaak drukte zich uit in het ontstaan van het geld. Geld ontstond toen een reële waar (uiteindelijk vaak edelmetalen) het ruilmiddel werd. Dat betekent dat achter het geld onze werkelijke interactie met de natuur schuilgaat, namelijk dat wij waren produceren en ze vervolgens verhandelen.
Het is uiteindelijk dus geen spirituele zaak, maar een uitdrukking van reële verhoudingen in onze samenleving, namelijk de onderlinge verhoudingen tussen arbeid en waren. Dat de ene persoon veel geld heeft en de andere weinig, berust niet op een mysterieuze eigenschap van het geld, maar weerspiegelt het feit dat er klassen zijn in onze maatschappij – de kapitalisten bezitten productiemiddelen (bedrijven, land, machines, etc.) en kunnen daardoor geld accumuleren. De uitgebuite klassen, tegenwoordig vooral de arbeidersklasse, hebben geen controle over het productieproces en daardoor dus ook minder toegang tot geld.
Geld is niet de oorzaak, maar het resultaat van de economische activiteit van de mens. Geld ‘afschaffen’, ‘veranderen’ of ‘anders interpreteren’ (bijvoorbeeld cryptovaluta) zal het economische systeem niet fundamenteel veranderen. Het is juist andersom: het economische productieproces moet veranderd worden om de rol van het geld te veranderen – waardoor het uiteindelijk in een communistische samenleving verdwijnen kan.
De wetenschappelijke revolutie en het kapitalisme
De opkomst van de derde revolutie die door de auteur wordt beschreven, de zogenaamde ‘wetenschappelijke revolutie’, die plaatsvond tijdens de renaissance en de opkomst van het kapitalisme, laat zich volgens de auteur verklaren door het feit dat de mensen in Europa (opnieuw) plotseling het universum wilden begrijpen en daarom onderzoek gingen doen. De bourgeoisie noemt hij hier de ‘ware gelovigen van de kapitalistische religie’ die (opnieuw) simpelweg op een gegeven moment kapitalistisch begonnen te denken, terwijl de Chinezen en Perzen heel anders dachten en hen niet konden bijbenen.
Opnieuw wordt de geschiedenis beschreven als een product van menselijke ideeën, in plaats van de ideeën van de renaissance te verklaren op basis van de materiële productieverhoudingen van de mens. Daarbij ontpopt Harari zich in het verdere verloop van het boek als een echte fanboy van het kapitalisme: dankzij de opkomst van het geloof in vooruitgang en wetenschap is een wereld geschapen waarin wij beschikken over een oneindig groeiende taart: “Wij kunnen nieuwe goederen produceren zonder de productie van oude goederen te beperken. Wij kunnen een nieuwe bakkerij openen die zich specialiseert in tompouces en croissants zonder dat de broodbakker daardoor failliet gaat. Iedereen ontwikkelt een eigen smaak en eet simpelweg meer (!). Ik kan rijk worden zonder dat jij daardoor arm wordt. Ik kan overgewicht hebben zonder dat jij verhongert. De wereldwijde taart kan simpelweg groter worden.”
Verder onderscheiden de ‘goeroes van het kapitalisme’ zich volgens Harari door de wereld beter en eerlijker te maken door hun ethiek, harde werk en investeringsactiviteiten.
Laten we deze verzameling van meer dan wereldvreemde uitspraken nog eens nader bekijken: in principe heeft Harari gelijk wanneer hij stelt dat kapitalisten uiteenlopende investeringen doen. Ze doen dit echter niet uit pure liefdadigheid of een ‘nieuw geboren ethiek’, of omdat ze moreel superieur zijn aan de heersende klasse van vroegere tijdperken, maar om hun eigen belangen te behartigen. Hun overdreven vertoon en verkwisting van rijkdom komt vooral aan het licht in tijden waarin er in de reële economie geen investeringsmogelijkheden meer zijn en het heersende sociale stelsel zijn hoogtepunt heeft bereikt. Dat dit momenteel het geval is heeft geen verdere uitleg nodig – hier is een korte blik op de nutteloze privé-ruimtereisjes van verscheidene miljardairs toereikend.
Afgezien daarvan tonen alle statistieken over vermogensverdeling keer op keer aan dat de kloof tussen arm en rijk steeds groter wordt. Het idee dat iedereen profiteert heeft geen enkele basis in de realiteit. In feite berust de rijkdom van de kapitalisten op de uitbuiting van de menselijke arbeidskracht. Dat is geen nevenschade in het systeem, maar het basisprincipe waarop het kapitalisme functioneert.
Harari’s stellingen blijken nog absurder, aangezien het falen van het kapitalisme nog nooit zo duidelijk was als vandaag de dag. Beweren dat bijvoorbeeld Latijns-Amerika een vreedzame 20e eeuw achter de rug heeft gehad omdat er geen grote oorlogen waren, getuigt van historisch revisionisme en een cynisme dat geheel onverschillig is naar menselijk leed. Vergelijkbaar is de bewering dat het Verenigd Koninkrijk bedankt moet worden voor de vreedzame terugtrekking uit haar koloniën (!), of dat tegenwoordig alle mensen tijdens een catastrofe gered zullen worden door een verzorgingsstaat of internationale hulporganisaties (!).
De overtuiging van de auteur dat er geen andere, betere wereld mogelijk is, dat de wereld alleen nog door het kapitalisme geregeerd kan worden, dat wij hoe dan ook in tijden leven waarin de vrede stabieler zou zijn dan ooit (onder andere doordat wij door ‘vredelievende elites’ geregeerd zouden worden), is zo overduidelijk incorrect dat men er sprakeloos van wordt.
En toch volgt deze overtuiging, die de werkelijkheid geheel ontkent, logisch uit zijn geschiedenisopvatting. Hij mist elk begrip van (potentiële) vooruitgang, laat staan van de tegenstrijdigheid van de ontwikkelingen.
Het kapitalisme was weliswaar in zijn begindagen een vooruitgang voor de ontwikkeling van de productiekrachten, maar ondertussen is het zijn hoogtepunt gepasseerd en heeft het een wereld geschapen die het zelf niet meer vooruit kan helpen. Het kapitalisme heeft zijn historische rol gespeeld en moet nu van het toneel verdwijnen. Of zoals Marx het formuleerde:
“Een maatschappijformatie gaat nooit onder, voordat alle productiekrachten tot ontwikkeling gebracht zijn die zij kan omvatten, en nieuwe, hogere productieverhoudingen treden nooit in de plaats, voordat de materiële bestaansvoorwaarden ervoor in de schoot van de oude maatschappij zelf zijn uitgebroed.”
De geschiedenis: hopeloze verwarring vs. socialisme
Maar hoe stelt Harari zich dan de toekomst voor? Welk lot ziet hij weggelegd voor Homo sapiens? Daar kunnen we helaas geen concrete antwoorden over krijgen: “De eigenschappen van de huidige samenleving definiëren, is als het vaststellen van de kleur van een kameleon”. Verderop zegt hij echter dat wij “de moderne geschiedenis optimistisch moeten bekijken”, maar hij beschrijft meteen een pessimistisch, dystopisch toekomstscenario, waarbij hij ons voor kunstmatige intelligentie, bionica, etc. waarschuwt: “Met iedere nieuwe uitvinding raken we weer verder verwijderd van de Hof van Eden…” In dezelfde adem overromantiseert hij het leven van vroegere tijdperken: “Middeleeuwse boeren waren relatief erg gelukkig” of “Niets in het comfortabele leven van de middenklasse […] bijna zo verheffend als de mammoetjacht”, terwijl de mensen tegenwoordig “altijd ontevreden zijn” en “niet weten wat te doen”.
De auteur heeft wel door dat we in een tijdperk van grote omwentelingen leven wanneer hij schrijft:
“Misschien kunnen de pessimisten en optimisten het erover eens zijn dat ons tijdperk gekenmerkt wordt door een unieke dynamiek. Wij level op de drempel tussen hemel en hel en we springen nerveus heen en weer tussen de poort van de ene en de voorkamer van de andere.”
Maar hij heeft geen uitweg uit zijn eigen onzekerheid en verwarring en hij laat ons lot over aan het toeval:
“De geschiedenis heeft nog geen doel gekozen – welke weg zij in zal slaan, hangt nog altijd van een veelvoud van toevalligheden af.”
Middenin zijn geschiedenis(!)boek geeft Harari, een bekend historicus, ook zelf toe dat de geschiedenis volgens hem slechts verteld maar nooit verklaard kan worden. Harari’s idealistische opvatting van de geschiedenis is niets nieuws, maar deze bekentenis reduceert zijn werk eigenlijk tot een absurditeit. Daarentegen heeft hij wel gelijk dat een begrip van de geschiedenis met zijn aanpak inderdaad niet mogelijk is. Volgens hem zijn alle gebeurtenissen gebaseerd op toevallig ontstane ideeën van de mens. Deze willekeur leidt noodzakelijk tot de conclusie dat op ieder moment alles mogelijk was, dat in ieder tijdperk alles had kunnen gebeuren, ongeacht de externe wereld – maar deze gebeurtenissen verklaren, begrijpen of voorspellen is in ieder geval niet mogelijk.
Marxisten daarentegen erkennen dat de geschiedenis volgens zekere wetmatigheden verloopt. Als men deze begrijpt, kan men ook bewust in de geschiedenis ingrijpen en deze veranderen. Harari’s opvatting past echter perfect bij zijn beoogde doel: de status quo ophemelen en accepteren. Zo komt de uitgesproken boeddhist in zijn boek ‘21 lessen voor de 21e eeuw’ met de volgende boeddhistische wijsheid: “Op de vraag van mensen wat ze dus moeten doen, zou de Boeddha geantwoord hebben: ‘Doe niets, absoluut niets’.” Verder moet men stoppen met streven naar externe prestaties en bovendien is iedere zin die wij ons leven geven een zuivere illusie. In interviews zegt Harari daarom ook graag dat meditatie en introspectie tegenwoordig tot de belangrijkste vaardigheden behoren. Het is dan ook geen toeval dat de grootste profiteurs van ons systeem tot zijn grootste fans behoren.
Hij zet de mens in al zijn beschrijvingen neer als een passieve toeschouwer van zijn eigen geschiedenis die geheel aan zijn genen, toevalligheden en mythen is overgeleverd. Zoals eerder, waar hij de maatschappij niet begrijpt, komt daar de mystieke goddelijke aard tussenbeide: de geschiedenis van Homo sapiens loopt ten einde, we staan op het punt God te worden en moeten beslissen wat wij willen worden; een enkele mutatie zou ons een nieuwe vorm van bewustzijn kunnen geven die ons in nieuwe wezens verandert (“Ik kan jullie verzekeren dat er over tweehonderd jaar geen Israëli’s en geen Homo sapiens zal zijn – maar iets anders” New Yorker, 17-02-2020).
Wij kunnen echter met zekerheid zeggen dat de burgerlijke geschiedschrijving tegenwoordig niets anders voortbrengt dan een esoterische wirwar die het kapitalisme verheerlijkt. Tegen deze manisch-depressieve kalenderspreuk-monografieën zeggen wij: nee, bedankt.
Als marxisten hebben wij een duidelijk begrip van de maatschappij, waarom deze in een crisis is beland en hoe deze opgelost kan worden. Met dit inzicht kunnen wij bewust ingrijpen in de wereld en deze veranderen: door ervoor te strijden dat de werkende klasse het kapitalisme omverwerpt en de loop van de geschiedenis zo in eigen handen neemt.
Vertaald door Revolutie van onze Oostenrijkse zusterorganisatie.
Lees hier het Duitstalige origineel