Op 26 januari 2023 is het 120 jaar geleden dat de grote spoorwegstaking van 1903 begon, waarbij de Amsterdamse spoorwegarbeiders in solidariteit staakten met de arbeiders van de Amsterdamse havens. Lees hier onze eerder geschreven analyse, van Revolutie 25.
“Gansch het raderwerk staat stil, als uw machtige arm het wil.” Deze bekende politieke prent van Albert Hahn werd geschetst naar aanleiding van de spoorwegstaking van januari 1903, maar is vandaag nog even geldig als toen. Net als recentelijk, zagen we toentertijd de macht van de spoorwegarbeiders. Echter, het was meer dan alleen een staking. Het was een keerpunt in de ontwikkeling van de Nederlandse arbeidersbeweging.
Eind 19e eeuw vond de groei en ontwikkeling van de Nederlandse arbeidersbeweging plaats, met het ontstaan van verschillende vakbonden. In 1893 werd het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS) opgericht, de eerste vakcentrale in Nederland. Een jaar later vond de oprichting plaats van de in naam marxistische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP), die in 1897 haar eerste twee Kamerzetels behaalde. Er was toen sprake van stakingen en strijd voor algemeen kiesrecht, maar er vonden nog geen titanengevechten tussen de klassen plaats, tot het jaar 1903.
De staking van januari 1903
De staking begon in de Amsterdamse haven, waar verschillende vakbonden van zich hadden verenigd in de Nationale Federatie van Transportarbeiders (NFT). De werkgevers erkenden echter de vakbonden niet en probeerden hun werk steeds te ondermijnen, door stakers te ontslaan en onderkruipers aan te nemen. In sommige bedrijven mochten arbeiders in het geheel geen vakbondslid zijn. Om terug te kunnen vechten, werd door de vakbonden besloten om bondslidmaatschap te verplichten door te weigeren samen te werken met ongeorganiseerde arbeiders.
Op 8 januari kwamen twee arbeiders van het Blaauwhoedenveem (waar men niet georganiseerd mocht zijn) goederen halen bij de firma Müller & Co., die sterk georganiseerd was. De daar aanwezige arbeiders weigerden te werken met deze ongeorganiseerde arbeiders. Dit leidde tot hun ontslag en vervanging door onderkruipers. Dit zette echter een kettingreactie in gang, van boycots van deze werkers door andere werkers, die zelf ook ontslagen werden. Er waren al 56 arbeiders ontslagen, toen de NFT opriep tot boycot van Müller & Co., met de eis dat alle ontslagen arbeiders weer aangenomen zouden worden. Zo breidde de staking zich verder uit over de haven.
Ze ging een nieuwe fase in op 26 januari, toen ook het spoorwegpersoneel erbij betrokken raakte en een rangeerder weigerde ‘besmet werk te verrichten’. Zijn schorsing leidde tot de staking van zijn collega’s, die de precaire situatie van de havenarbeiders koppelden aan hun eigen frustraties met de werkdruk en discipline. Op de 29e lag Amsterdam Centraal helemaal plat. De komende twee dagen volgden de andere Amsterdamse stations. De directies van de Maatschappij tot Exploitatie van de Staatsspoorwegen en de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij gingen overstag en besloten in de nacht van 31 januari op 1 februari dat de spoorwegarbeiders niet hoefden te rangeren voor besmette vemen. Er vonden geen bestraffingen plaats, alle ontslagen arbeiders kwamen terug in dienst, loon over de stakingsdagen werd uitbetaald en de vakbonden werden door de spoorwegdirecties erkend.
Overwinning
Deze solidariteitsstaking was een grote overwinning, niet alleen voor de spoorwegarbeiders, maar voor de gehele werkende klasse. Het toonde de onjuistheid van de cynici die denken dat Nederland fundamenteel anders is dan andere landen en geen grote klassenstrijd kent. Zoals de socialistische dichteres Henriëtte Roland-Holst het zei: “Door de staking van de 31ste januari was in Holland iets veranderd, dat niet meer ongedaan te maken was. ( … ) Een golf van strijdwil ging door de massa’s, in het rustige Holland heerste iets van de bewogen atmosfeer, die het maatschappelijk leven in een revolutionaire tijd kenmerkt.”
31 januari was tevens een nederlaag voor de heersende klasse, die in een staat van paniek raakte en vreesde dat ze haar macht en privileges zou kwijtraken. De conservatieve regering-Kuyper kwam op 25 februari met wetten die het recht op staking inperkten voor spoorwegarbeiders en ander overheidspersoneel (de ‘worgwetten’). De protestantse en katholieke elites organiseerden religieuze arbeiders in Bonden van Orde om als stakingsbrekers te dienen. Dit alles zou leiden tot een nieuwe botsing tussen de klassen in april 1903, maar dat behandelen we in een volgend artikel.
Lessen
Wat de staking liet zien is dat jarenlang opgehoopte frustraties tot grote uitbarstingen kunnen leiden, waarbij de werkende klasse in korte tijd verder wil gaan dat de vakbondsleiders, die vaak verward zijn door het snelle verloop van de gebeurtenissen en op de rem neigen te trappen. De sociaal-democratische vakbondsleider van het spoorwegpersoneel, Jan Oudegeest, riep twee weken voor de staking uit dat hij de komende 25 jaar geen grote beweging van het spoorwegpersoneel verwachtte, maar werd nu gedwongen om de staking mede te leiden.
Deze ervaring deed de marxistische vleugel binnen de SDAP (Roland-Holst, Gorter, Pannekoek, e.d.) op correcte wijze beargumenteren tegenover de reformistische leiding van de partij (Troelstra, Vliegen, e.d.) dat de massastaking van de arbeidersklasse niet afgeschreven moest worden als een anarchistische fantasie, wat de SDAP-leiders deden. Zij hadden een visie met eenzijdige nadruk op de strijd in het parlement en het top-down organiseren van arbeiders per sector, zonder de mogelijkheid van massastakingen te overwegen.
De ervaring van januari 1903 liet nu zien dat er ook bewegingen van onderop kunnen komen, die niet gepland zijn door de arbeidersleiders maar niettemin door hen gesteund dienen te worden, in het belang van de beweging als geheel. Dat is de les die we moeten meenemen voor de beweging van nu, in deze tijd van kapitalistische crisis en instabiliteit.