Als communisten eisen we dat het kapitalisme wordt vervangen door een economisch systeem op basis van de nationalisatie van de productiemiddelen en economische planning. Het tegenargument dat ons wordt aangevoerd, is dat een planeconomie niet werkt, dat men in de Sovjet-Unie heeft geprobeerd om zo'n systeem in te voeren en dat dit een mislukking was.
We zouden kunnen antwoorden dat veel kapitalistische landen zich vandaag de dag in een economische crisis bevinden die nog erger is dan die van Rusland in de jaren tachtig, maar dat zou te gemakkelijk zijn. Het werkelijke punt is iets anders: wat in de USSR mislukt is, was niet de economische planning op zich, maar economische planning op bureaucratische wijze.
Planning en arbeidersdemocratie
In Rusland greep de arbeidersklasse in 1917 de macht en begon met de opbouw van een regime van ‘arbeidersdemocratie’ op basis van de sovjets, de raden van afgevaardigden die door de arbeiders werden gekozen. De omstandigheden waren extreem moeilijk (de achterstand die het tsarisme had nagelaten, de verwoestingen van de Eerste Wereldoorlog, de burgeroorlog...), maar desondanks had het bolsjewistische regime in de eerste jaren een sterk democratisch karakter behouden. De vakbonden waren onafhankelijk van de staat, de arbeiderscontrole op de productie was al vóór de nationalisatie van de fabrieken ingevoerd, en er gold een strikt egalitarisme: ongeacht de openbare functie die ze bekleedden, ontvingen de leden van de bolsjewistische partij (inclusief Lenin) geen hogere vergoeding dan het loon van een geschoolde arbeider.
In de daaropvolgende jaren echter, met de komst aan de macht van Stalin en zijn kliek, werden de sovjets van alle werkelijke macht beroofd, werden de vakbonden in het staatsapparaat geïntegreerd, en ging men van arbeidersdemocratie over op een bureaucratisch-politioneel regime, waarin alle beslissingen werden genomen door een almachtig staatsapparaat.
Deze degeneratie had enorme gevolgen, niet alleen op politiek, maar ook op economisch vlak. De planning van de Sovjet-economie werd namelijk niet beheerd door middel van controle van de arbeiders op de productie, maar werd volledig van bovenaf en met dwangmiddelen door de stalinistische bureaucraten gestuurd. Dit leidde tot een reeks zeer ernstige misvormingen, die het potentieel van de economische planning onherstelbaar ondermijnden.
De superioriteit van de planeconomie bestaat in een rationeler beheer van de middelen en de productie, dat niet gericht is op het maximaliseren van de winsten van de kapitalisten, maar op het voldoen aan de behoeften van de gemeenschap. Maar het is niet mogelijk om vast te stellen wat deze behoeften zijn en wat de beste manier is om eraan te voldoen, zonder de actieve deelname van de arbeiders, via hun democratisch gekozen vertegenwoordigers, aan het beheer van de economie. Zelfs het beste plan moet tijdens de uitvoering worden bijgestuurd en geperfectioneerd dankzij de bijdrage van degenen die het concreet moeten toepassen. Dit vereist noodzakelijkerwijs vrijheid van kritiek, een maximale democratische discussie op de werkplek, de mogelijkheid om inefficiënte leidinggevenden te ontslaan, enz.
In de stalinistische Sovjet-Unie was hier geen sprake van, omdat de arbeiders hun politieke rechten waren ontnomen en de economische plannen volledig werden uitgewerkt en opgelegd door ambtenaren van de ministeries. De rampzalige gevolgen van dit verstoorde systeem zijn uitvoerig geanalyseerd door Ted Grant in zijn boek Rusland: van revolutie tot contrarevolutie, waarop dit artikel is gebaseerd.
De superioriteit van de planeconomie
Dit onderwerp kan niet serieus worden behandeld zonder eerst alle pro-kapitalistische propaganda tegen planning uit de weg te ruimen, volgens welke er “zonder de stimulans van winst” geen ontwikkeling of vooruitgang mogelijk zou zijn. In werkelijkheid boekte de planeconomie in de USSR, ondanks de last van de bureaucratie, verbluffende successen. Wat in 1917 een extreem achtergebleven land was, hoofdzakelijk agrarisch en met massaal analfabetisme, was in de vroege jaren zestig uitgegroeid tot de tweede wereldmacht, die kon concurreren met de Verenigde Staten (het meest geavanceerde kapitalistische land) op het gebied van de militaire industrie en de ruimtevaart.
Ondanks de verwoestingen en bloedbaden als gevolg van de nazi-invasie kende de USSR na de oorlog een stormachtige economische groei. In de jaren vijftig groeide de industriële productie met gemiddeld meer dan 10% per jaar. In de jaren zestig bedroeg de gemiddelde groei nog steeds 8,5% en bereikte de industriële productie 75% van die van de Verenigde Staten. Ook de ontwikkeling van wetenschap en techniek was explosief: halverwege de jaren tachtig streden Sovjet-wetenschappers en -ingenieurs met hun Amerikaanse collega's om het primaat wat betreft het aantal economische octrooien dat jaarlijks werd geregistreerd.
De levensomstandigheden van de Russische bevolking waren exponentieel verbeterd, met een constante stijging van de consumptie. Daar komt nog bij dat inflatie en werkloosheid onbekend waren in de USSR, dat de huurprijzen bijzonder gunstig waren en over het algemeen niet meer dan 5% van het loon van een werknemer bedroegen, dat onderwijs en gezondheidszorg volledig gratis waren, en dat het openbaar vervoer van uitstekende kwaliteit was.
Al deze successen werden behaald ondanks de talrijke en ernstige verstoringen als gevolg van het bureaucratische bestuur, en vormen het beste bewijs van de vitaliteit van een economie op geplande basis.
Stagnatie
In de jaren '70 en '80 begon het tempo van de Sovjet-groei steeds duidelijker te vertragen, totdat er sprake was van een echte stagnatie. De economie van de USSR bleef achter bij die van de geavanceerde kapitalistische landen. Volgens historicus Roy Medvedev produceerden de VS twee keer zoveel elektriciteit, hadden ze een tweeënhalf keer zo groot spoorwegnet (ondanks een kleiner grondgebied) en produceerden ze vier keer zoveel vrachtwagens; de Sovjet-Unie produceerde niet alleen minder auto's dan de Verenigde Staten, maar ook minder dan Japan of Italië.
Het grootste probleem was de arbeidsproductiviteit. In 1980 produceerde een Amerikaanse arbeider evenveel als drie Sovjet-arbeiders. In de landbouw was de verhouding nog ongunstiger, met een productiviteit die slechts een kwart bedroeg van die in Amerika.
De redenen voor deze kloof zijn goed uitgelegd door Ted Grant: "In de jaren dertig, toen de economie nog erg primitief was en de taken in verband met de opbouw van de zware industrie relatief eenvoudig waren, kon de methode van autocratisch bestuur van bovenaf nog resultaten opleveren, zij het tegen enorme kosten. Later leidden juist de economische successen tot de opkomst van een moderne economie die in staat was miljoenen verschillende goederen te produceren en onderhevig was aan fijne en complexe onderlinge relaties, waardoor het onmogelijk werd om bureaucratische controle te gebruiken ter vervanging van echte participatie van de massa's. Het uitblijven van een oplossing voor deze tegenstrijdigheid leidde tot absolute chaos."
In de context van een genationaliseerde economie vormt de controle van de werknemers in elke fase van het ontwerp en de uitvoering van economische plannen een onmisbaar correctiemiddel om situaties van inefficiëntie, verspilling en wanbeheer uit te bannen. Zonder deze controle was het onvermijdelijk dat het potentieel van de planning niet volledig tot uiting kon komen. Zoals Trotski zei, heeft een planeconomie democratie nodig zoals het menselijk lichaam zuurstof nodig heeft.
Kwaliteit en technologie
Een van de zwakke punten van de Sovjet-economie was de lage kwaliteit van consumptiegoederen in vergelijking met producten uit westerse landen. Kleding liet bijvoorbeeld veel te wensen over, maar ook televisies gingen vaak kapot. Consumptiegoederen waren het gebied waarop de gevolgen van het gebrek aan democratische controle het meest voelbaar waren.
De bureaucraten baseerden de productie namelijk uitsluitend op kwantitatieve criteria, zonder rekening te houden met de daadwerkelijke tevredenheid van de consument. De fabrieksdirecteuren waren enkel bezig met het halen van de in het plan vastgelegde doelstellingen in termen van volume, en dat ging vaak ten koste van de kwaliteit van het eindproduct. Dit leidde soms tot groteske verstoringen. In zijn boek over de Sovjet-industrie (Red Executive) schrijft David Granick over schoenenfabrieken: “Als de directeur kan volstaan met de productie van slechts enkele schoenmodellen, kan hij grote productievolumes realiseren en zo de kosten drukken. Als hij zijn productie kan richten op schoenen met kleine maten en de grotere maten kan vermijden, bespaart hij op het gebruik van grondstoffen.”
Met een dergelijke aanpak is het niet verwonderlijk dat het percentage onverkochte goederen in de verschillende productcategorieën tussen 32% en 52% van de omzet bedroeg.
Hoe complexer en veelzijdiger de economie werd, hoe meer de bureaucratie zich ongeschikt toonde om deze efficiënt te beheren. Het volstaat te bedenken dat de USSR er niet in slaagde om de enorme gas- en oliereserves in Siberië ten volle te benutten door een gebrek aan arbeidskrachten, omdat bij de winningsinstallaties geen aandacht was besteed aan de kwaliteit van de huisvesting of de bouw van recreatiefaciliteiten voor de arbeiders (bars, bioscopen, restaurants). Nog een voorbeeld: in 1974 was de landbouwopbrengst uitstekend, maar gingen tientallen miljoenen tonnen graan verloren door een gebrek aan voldoende opslagsilo's.
Het bureaucratische beheer was bijzonder schadelijk op het gebied van technologische innovatie. In veel sectoren liep het Sovjet-wetenschappelijk onderzoek voorop, maar de technische vooruitgang werd niet benut om de economie te moderniseren. Innovatie vereist van nature initiatiefrijkheid, vrijheid om te experimenteren en fouten te maken, maar de kaste van regerende functionarissen legde conformisme en passieve gehoorzaamheid op. Fabrieksdirecteuren namen liever geen risico's door nieuwe machines te installeren en nieuwe producten te lanceren, maar kozen voor zekerheid en haalden hun doelstellingen door verouderde artikelen te blijven produceren met verouderde machines.
De stalinistische leiders gingen zelfs zo ver dat ze onderzoek op het gebied van cybernetica en informatica boycotten: de invoering van computersystemen had de efficiëntie van de planning enorm kunnen verbeteren, maar juist daarom werd het gezien als een bedreiging die de bureaucratische routine van de ministeriële diensten in gevaar kon brengen... Het gevolg was dat de USSR een onoverbrugbare achterstand opliep in de ontwikkeling van computers ten opzichte van het Westen.
Een parasitaire kaste
De kritiek van de bourgeoisie op de Sovjet-economie is gericht op het feit dat gelijke lonen voor alle arbeiders de prikkel om beter te werken zou wegnemen. Ook in dit geval mist de kritiek haar doel: in de periode van stagnatie had de USSR het egalitarisme uit het tijdperk van Lenin al lange tijd losgelaten en namen de loonverschillen voortdurend toe. Bovendien probeerde de bureaucratie herhaaldelijk de impasse in de economie te doorbreken met materiële prikkels en productiepremies, maar deze maatregelen werkten helemaal niet.
De waarheid is dat de Sovjet-maatschappij juist werd aangetast door de toenemende sociale verschillen. De elite van bureaucraten ontving niet alleen veel hogere lonen dan de arbeiders, maar genoot ook een groot aantal privileges. Zij hadden toegang tot winkels, restaurants, klinieken, hotels en speciale scholen, die voor de rest van de bevolking ontoegankelijk waren. Staatsambtenaren en hun families leidden een luxueus bestaan dat volledig los stond van dat van de massa, wat overigens hun onverschilligheid ten opzichte van de lage kwaliteit van de producten voor het gewone volk verklaart.
Bovendien waren de bureaucraten niet tevreden met hun ‘legale’ privileges, maar plunderden ze de openbare middelen op duizend verschillende manieren. Corruptie, verduistering en diefstal waren wijdverbreid. Veel goederen werden uit de reguliere distributiekanalen gehaald om tegen een hogere prijs op de zwarte markt te worden verkocht. De zwarte markt betrof niet alleen producten uit de detailhandel, maar ook staal, steenkool en olie. Als de directeur van een fabriek of winkel niet bereid was om op de zwarte markt in te kopen of steekpenningen te betalen, kreeg hij geen leveringen meer.
De bureaucratie slokte een steeds groter deel van de door de arbeiders geproduceerde rijkdom op. Deze situatie droeg bovendien bij tot een klimaat van cynisme, vervreemding en frustratie in de samenleving ten opzichte van corrupte en incompetente leiders, die enerzijds hypocriete toespraken hielden over ‘socialisme’ en anderzijds hun zakken vulden en het goede leven leidden. De ontevredenheid en demoralisatie onder de bevolking leidden op hun beurt tot een reeks sociale problemen, van verzuim op het werk tot een toename van criminaliteit en alcoholisme.
In 1990 was de Sovjet-economie volledig lamgelegd. De productie daalde, de winkelschappen waren leeg en het transportstelsel lag in puin... Uiteindelijk vond het grootste deel van het bureaucratische apparaat een uitweg in het herstel van het kapitalisme. Het is dan ook niet verwonderlijk dat veel voormalige stalinisten zich snel hebben aangepast en zich met gemak hebben omgevormd tot kapitalistische oligarchen.
De conclusie die we hieruit kunnen trekken is dat de ineenstorting van de USSR een onherroepelijke veroordeling was van de bureaucratische methoden, en zeker niet van het authentieke socialisme gebaseerd op arbeidersdemocratie en arbeiderscontrole. De geschiedenis van democratische economische planning moet dus nog geschreven worden.



