De crisis van het kapitalisme heeft de commercialisering van het hoger onderwijs doen versnellen. Dit doet zich voornamelijk voor op twee manieren: hogere kosten voor de studenten en een bezuiniging op de ‘onrendabele’ faculteiten. Beide zorgen voor een toenemende onderwerping van het hoger onderwijs aan de behoeften van de ‘markteconomie’. We publiceren dit artikel uit Vonk 8 dat geschreven was op 16 januari, maar vanwege de bezetting van het Bungehuis in Amsterdam nu zeer actueel is.
De impopulaire maatregel van de ‘langstudeerboete’, waartegen grote protesten waren in 2011 is door de politieke partijen ingetrokken, om vervolgens op slinkse wijze te worden ingeruild voor het ‘sociaal’ leenstelsel. Dit is een maatregel die het studeren duurder maakt voor jongeren uit de lagere middenklasse en arbeidersklasse, door hen op te zadelen met een schuld die kan oplopen tot wel €30.000. Het wordt op demagogische wijze gepresenteerd als een eerlijker systeem, terwijl het niets meer is dan een ordinaire bezuinigingsmaatregel.
Het verzet hiertegen is veel te laat op gang gekomen. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de leiding van de Landelijke Studentenvakbond, die door lobbywerk bij politieke partijen probeerde om de maatregel tegen te houden. Uiteindelijk werd er 14 november een landelijke demonstratie georganiseerd in Den Haag, nadat de maatregel al doorgevoerd was. De demo werd van bovenaf georganiseerd door een coalitie van studenten- en politieke jongerenorganisaties, in plaats van onderop via algemene vergaderingen op scholen en universiteiten. Ondanks de relatief slechte organisatie kwam hier wel voor het eerst een nieuwe generatie jongeren (veelal onder de 20) op het strijdtoneel. In tegenstelling tot de protesten tegen de langstudeerboete in 2011 was er onder de aanwezige jongeren veel minder illusie in de rol van de politieke partijen.
Naast de invoering van het leenstelsel, is een tweede ontwikkeling dat er bezuinigd wordt op ‘onrendabele’ faculteiten, zoals de Geesteswetenschappen. Bij de Universiteit van Amsterdam heeft de desinteresse van het bedrijfsleven in de Faculteit der Geesteswetenschappen ertoe geleid, dat het College van Bestuur tot reorganisaties en het schrappen van vakken is overgegaan, iets dat zowel studenten als docenten treft. Alle bacheloropleidingen worden omgesmolten tot één groot liberal arts programma, terwijl als gevolg 150 docenten de laan uit gestuurd dreigen te worden. Bij de Erasmus Universiteit Rotterdam zijn er ook plannen om de filosofiefaculteit op te doeken uit oogpunt van ‘efficiency’. U hoort het goed, de filosofiefaculteit van de universiteit die is vernoemd naar een van de grootste Nederlandse filosofen, wordt geschrapt omdat deze niet genoeg oplevert voor het bedrijfsleven.
In Amsterdam leidde de aankondiging van de bezuinigingen tot een gezonde en strijdbare tegenreactie. Het platform Humanities Rally werd opgericht door ongeruste studenten en docenten. Dit platform werkt op democratische wijze via algemene vergaderingen, waardoor er meer studenten worden gemobiliseerd en er wordt gediscussieerd over de te volgen koers en tactieken. Tweetaligheid van al hun informatie zorgde ervoor dat er ook buitenlandse studenten gemobiliseerd werden. Er wordt gestreefd naar meer inbreng van studenten en docenten en een betere allocatie van gelden. Hoewel het een lokaal initiatief is, is het een beter voorbeeld voor het functioneren van de studentenbeweging dan de recente landelijke mobilisatie tegen het leenstelsel.
Hoe verder?
Het is duidelijk dat de bezuinigingen en commercialisering geen tijdelijke verschijnselen zijn. Het is daarom noodzakelijk dat de mobilisaties die in gang zijn gezet, nu niet worden geremd met beloftes over een betere allocatie van gelden of verkiezingsbeloftes van partijen die nu in de oppositie zitten. Integendeel, het is noodzakelijk om nu door te zetten. De algemene vergadering van de Humanities Rally moet als een voorbeeld gezien worden voor gelijksoortige initiatieven op andere scholen en universiteiten. Dit hoeft niet enkel te gelden voor acties tegen lokale bezuinigingen, maar ook voor het mobiliseren rondom landelijke thema’s, zoals de invoering van het leenstelsel.
Daarnaast is het van belang om de beweging te koppelen aan de bredere arbeidersbeweging, ten eerste de bonden voor onderwijspersoneel. Een vereniging van de studentenbeweging en de vakbeweging betekent een vele malen sterkere vuist tegen de bezuinigingspolitiek, aangezien de vakbeweging ook de middelen heeft om het land stil te leggen.
Het is nodig om te eisen dat de bezuinigingen worden teruggedraaid en dat de overheid meer geld beschikbaar stelt voor de ‘onrendabele’ studies. Studeren zou kosteloos moeten zijn voor iedereen. Daarnaast moet de invloed van het grote bedrijfsleven uit de universiteiten verdwijnen. Dit kan enerzijds door meer democratische controle over het bestuur door vertegenwoordigers van studenten en personeel, anderzijds door de financiering door de overheid plaats te laten vinden. Om het benodigde geld te verkrijgen en de invloed van de bedrijven op de overheid zelf te beëindigen zal het echter noodzakelijk zijn om de grootste bedrijven en banken te nationaliseren onder democratische controle en zelfbestuur van de werknemers. De strijd tegen onderwijsbezuinigingen is intrinsiek verbonden met de strijd voor socialisme.