Na afloop van het nucleaire incident bij de kerncentrale van Fukushima, in 2011, zijn de beschadigde reactoren hitte blijven produceren, waardoor het nodig werd om deze voortdurend te blijven koelen met water. Zo is er meer dan een miljoen ton radioactief water opgeslagen, waar elke dag nog eens 140 ton bijkomt.
In 2019 gaf de voormalige Japanse minister van milieu, Yoshiaki Harada, groen licht om dit water, na een proces van filtratie, in de zee te lozen. Vissers en milieugroeperingen begonnen gerechtelijke procedures tegen dit project, dat gesteund wordt door het Internationale Atoomenergie Agentschap (IAEA).
De eerste generatie kernreactor van Fukushima, die beheerd wordt door Tepco, werd in maart 2011 door een tsunami geraakt: de 15-meter hoge golven stopten de energietoevoer die gebruikt werd om drie reactoren te koelen. In de volgende uren en dagen vonden er explosies plaats als gevolg van lekkend waterstof en smolten de reactorkernen, wat gepaard ging met het vrijkomen van grote hoeveelheden radioactieve stoffen, zoals natrium, cesium en kobalt.
In 2013 rapporteerde de pers dat er dagelijks honderden tonnen besmet water in de zee geloosd werden, wat door Tepco werd toegegeven. Na het incident werd de toegestane limiet wel 4.400 keer overschreden, wat zoveel was dat de verkoop van maritieme producten van maart 2011 tot juni 2012 stilgelegd moest worden.
Een studie uit 2016 onthulde dat de oceaanbodem en haven zwaar besmet waren. We moeten daarbij bedenken dat, door de bewegingen (van schepen) in zee, sedimenten op de bodem opnieuw in suspensie in het water kunnen komen, waardoor we ze kunnen optellen bij de radioactieve stoffen die Harada al gepland had om in de zee te lozen. Het is bekend dat, als gevolg van de zeestromen, water kan stilstaan, iets wat badgasten ervaren wanneer ze op sommige dagen omringd worden door schuim en troebel water. Het punt is echter dat het in dit geval om radioactieve isotopen gaat, die door de zeestromen verdund kunnen worden, maar ook op sommige plekken geconcentreerd kunnen raken.
In theorie zijn er regels die het verbieden om giftige substanties in de zee te lozen, in het bijzonder als deze niet biologisch afbreekbaar zijn. Dit project is dan ook een gevaarlijke uitnodiging om de regels te breken. Daarnaast bevestigt het dat in het tijdperk van het kapitalisme, wanneer het om geldbesparing gaat, het mogelijk is om alle volksgezondheids- en milieuwetgeving te schenden.
Dat dit niet zonder risico is, wordt ook toegegeven door de experts die het project promoten, dezelfde mensen die zeggen dat het filtratieproces de meest schadelijke isotopen zou opruimen. Hierover moet men weten dat sommige stoffen niet opgevangen worden door de filters, zoals koolstof-14 en tritium, terwijl andere, zoals plutonium, kobalt, strontium en ruthenium, enkel gedeeltelijk opgevangen worden. Dit zijn allemaal isotopen die gevaarlijke straling uitzenden wanneer ze opgegeten worden door vissen, maar ook als ze door vissers of andere werkers op zee ingeademd worden.
De buurlanden van Japan hebben gegronde angsten, omdat er dankzij de zeestroming de mogelijkheid is dat er zich niet alleen in de omgeving van Fukushima radioactieve stoffen ophopen, maar ook in de gebieden die ‘in theorie’ van tijd tot tijd gemonitord en gedefinieerd moeten worden. Opnieuw moet gezegd worden dat de filters niet altijd perfect werken en dat er na de filtratie van het water residu overblijft dat op het land weggestopt moet worden.
Het alternatief dat wordt voorgesteld door milieuorganisaties, om het radioactieve water op het land op te blijven slaan, is geen oplossing zonder problemen. Het is een kleiner kwaad dan het lozen van het water in de zee, wat permanente schade aan het ecosysteem van de zee zal berokkenen en de visserij zal verwoesten, terwijl het residu van het filtratieproces op het land opgeslagen moet worden. Niettemin zullen er enorme investeringen nodig zijn in geavanceerde verwijderingstechnieken, die in staat zijn om alle radioactieve stoffen uit het water weg te halen.
Voor Harada was het grootste probleem precies om de kosten van de verwijdering te drukken, om zo economisch te rechtvaardigen dat de kerncentrale gebruikt kan blijven worden voor energieproductie. De huidige regering, geleid door Yoshihide Suga, probeert zichzelf als groen te presenteren, maar verwerpt niet het project om radioactief water in de zee te lozen.
Fukushima laat nog maar eens zien dat niet enkel de kosten van de afvalverwijdering en het ontmantelen van kerncentrales enorm hoog zijn, maar dat dit alles vaak vertaald wordt tot gevaarlijke shortcuts om kosten te drukken, met het lozen van radioactief water in de zee of het uitstellen van het herstelwerk. We hoeven enkel het feit in ogenschouw te nemen dat, tien jaar na de ramp, het verwijderen van het gesmolten kernafval op de bodem van reactor nr. 2, wat had moeten plaatsvinden in de eerste maanden van 2020, uitgesteld is tot 2022. Terwijl het verwijderen en ontmantelen van het afval van kernsplijting niet duurzaam zijn, is dit niet het geval voor kernfusie, een geheel andere en schone nucleaire technologie, die in staat zou zijn om enorme hoeveelheden energie te produceren zonder de risico’s en het afval van de huidige kerncentrales. Helaas zien we echter dat terwijl er in sommige delen van de wereld nog in kernsplijting geïnvesteerd wordt, het onderzoek naar kernfusie zeer traag verloopt.
Om deze reden zou het niet alleen belangrijk te zijn om te pleiten voor adequate investeringen in deze sector om zo dit proces te versnellen, maar ook om voor de toekomstige kernfusiecentrales met een ontwerp te komen volgens het principe van ecologische efficiëntie, om ook tijdens het ontmantelingsproces de maximale duurzaamheid voor het milieu te garanderen.
Maar dit betekent plannen en vooruitzien. In plaats daarvan tonen de bombastische verklaringen over veiligheid en de voordelen van kernsplijting, die prompt worden weerlegd door de feiten, dat het kapitalisme niet alleen niet vooruitziet, maar dat het zelfs een blijvend obstakel vormt voor de technologische vooruitgang die de milieucrisis kan oplossen.