De Europese verkiezingen van 23-26 mei zullen waarschijnlijk leiden tot een drastische verschuiving binnen het Europees parlement, aangezien de belangrijkste partijen al enkele jaren in crisis zijn. Welke kant gaat de EU op en welke standpunt moet links innemen?
Sinds 1951 (Verdrag van Parijs, welke leidde tot de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal - EGKS) is de situatie grondig veranderd, nu de Europese Unie een fase van diepe crisis is ingegaan. De politieke en economische tegenstellingen groeien, wat de fundamenten van de EU ondermijnt.
Alle grondvesten van de EU zijn in crisis: Angela Merkel moest de politieke leiding van haar partij opgeven na de verkiezingsnederlagen in Beieren en Hessen; Macron heeft met zijn politiek een beweging opgeroepen met pre-revolutionaire eigenschappen; het getouwtrek rond de Brexit heeft het VK in een chaos gestort; polarisatie vindt zowel naar links als rechts plaats.
Nu instabiliteit ook ten noorden van de Alpen de norm is geworden, en niet meer beperkt is tot Zuid-Europa, en we overal een groeiend anti-EU-sentiment zien, is het noodzakelijk om te bediscussiëren welk standpunt de werkende klasse nodig heeft richting de Europese Unie.
We kunnen dit debat niet overlaten aan rechtse partijen zoals de Lega, Front National, AfD, PVV en FvD. De rechtse nationalisten weten zich het beste af te zetten tegen de EU. Zij gebruiken de onvrede van een deel van de arbeidersklasse en middenklasse om te ageren tegen de EU als bron van al het kwaad. Dit zijn echter een stel reactionairen zonder oplossingen. Ze willen niet breken met het kapitalistische systeem, maar pleiten voor een nostalgische terugkeer naar een mythisch verleden dat nooit heeft plaatsgevonden, gemengd met giftige vreemdelingenhaat. Deze partijen moeten bestreden worden door de arbeidersbeweging.
Zoals wel vaker, heeft rechts een duidelijk standpunt. Ter linkerzijde is er grote verwarring. In de volgende paragrafen proberen we uit te leggen welke twee verwarde standpunten we ter linkerzijde zien, en wat ons alternatief is.
Wat is de oorsprong van de EU?
De Europese Unie heeft een lange geschiedenis, welke in 1951 begon met het Verdrag van Parijs (EGKS), voortgezet in 1957 met het Verdrag van Rome (EEG) en in 1993 met het Verdrag van Maastricht, welke leidde tot de EU en welke de basis vormde voor monetaire eenheid. Sindsdien zijn er naast de zes oprichters (Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Duitsland, België en Italië) nog 22 landen lid geworden van de EU.
De Europese gemeenschappelijke markt werd opgericht als poging van de Europese bourgeoisie om de nauwe grenzen van de natiestaat, met de beperkte markt, te overkomen. Historisch speelde de natiestaat een essentiële rol in de ontwikkeling van het kapitalisme, door de thuismarkt te beschermen en ontwikkelen. Met de ontwikkeling van communicatie, techniek, wetenschap, multinationals en de wereldmarkt, kwamen de productiekrachten echter in conflict met de beperkende nationale staatsgrenzen en het private eigendom van de productiemiddelen. De gescheiden nationale markten van de deelstaten waren veel te klein voor de reusachtige monopolies. De Gemeenschappelijke Markt werd geschapen in een poging om deze beperking te overkomen. De grote monopolies keken vooruit naar een onbeperkte regionale markt van honderden miljoenen mensen. Op basis van de economische opgang, hadden de Europese kapitalisten een groot succes met de oprichting van deze verheerlijkte douane-unie, waar de afschaffing van heffingen tussen de deelstaten en een gemeenschappelijk tarief met de rest van de wereld, dienden om de wereldhandel te ontwikkelen en te stimuleren.
Het Verdrag van Maastricht in 1993 was een groot keerpunt, omdat de basis gelegd werd voor de monetaire unie en er daarmee in ieder land economische voorwaarden gevolgd moesten worden om deel uit te maken van de Eurozone.
Voor de werkende klasse betekende Maastricht het begin van vele zware aanvallen op haar rechten, arbeidsomstandigheden en leven in het algemeen. Het eeuwige excuus "dit moet van de EU" is niet van de laatste jaren, maar is veel ouder. Het wordt gebruikt om allerlei aanvallen op studenten en de werkende klasse te rechtvaardigen, zoals de privatisering van diensten, banken en openbare bedrijven; de invoering van flexibele contracten, wat voor een precaire situatie heeft gezorgd bij jonge werkers; bezuinigingen op pensioenen; bezuinigingen op onderwijs en zorg; enz.
Dan hebben we ook het probleem van de schuld, welke moeilijk te bedwingen is om omdat de economieën verbonden zijn en de zwakkere landen de rest conditioneren. De crisis van een klein landje als Griekenland zou geen wereldprobleem zijn als het niet in de Eurozone zou zitten, gezien zijn waarde slechts 2,5% van het Eurozone BBP is.
De totale openbare schuld is gegroeid van 68,6% van het BBP in 2008, naar 86,6% in 2017. In alle landen explodeerde de schuld na 2008, voornamelijk wegens de redding van banken en de wegens de rentes.
Het is duidelijk dat alle inspanningen van de Europese heersende klasse gericht zijn op alles behalve de belangen van de werkende klasse. Daarom zien we dat in het eens rijke Europa, er 118 miljoen mensen zijn die het gevaar lopen om in armoede te belanden.
In het laatste decennium hebben veel mensen hun woede tegen de EU en haar beleid getoond: de beweging van de Indignados in Spanje, 2015; tientallen algemene stakingen in Griekenland; het Brexit-referendum. Helaas is er ter linkerzijde veel verwarring over hoe te vechten tegen de EU en welk alternatief we nodig hebben.
Het reformistische kamp
In dit kamp vinden we enkele partijen van Europees Links, zoals Die Linke, Rifondazione Comunista, Izquierda Unida, Bloco de Esquerda, Syriza en de Franse Communistische Partij.
Zij geloven dat de EU hervormd kan worden: van een Unie gebaseerd op de markt en handel, naar een unie 'van en voor de mensen'. Hun slogan 'Voor een sociaal Europa' is een grote utopie. De staatsinstituties hebben als doel om de belangen van het kapitaal en de heersende klasse te verdedigen. Dit is het geval op nationale schaal en op internationale schaal, waar de supranationale instituties in principe neerkomen op een overeenkomst tussen kapitalistische staten, om hun gemeenschappelijke belang te verdedigen. Een 'vriendelijker kapitalisme' kan daarnaast niet bestaan. De vraag komt ook op, wie zijn 'de mensen' waar over gesproken wordt? De heersende klasse bestaat ook uit mensen, die echter totaal verschillende belangen hebben als de werkende klasse. Mevrouw Charlene Heineken heeft ander belangen dan de werknemers van Heineken.
Het probleem is dat deze partijen al weten dat een vriendelijk kapitalisme niet kan bestaan. In het verleden werden ze door de arbeidersklasse vertrouwd, die op hen stemde en hen in het parlement en soms de regering liet komen. Het vertrouwen verdampte snel toen deze partijen akkoord gingen met de ergste maatregelen tegen studenten en arbeiders, in ieder land, en tragisch eindigden als deel van het systeem, zonder alternatief.
Wie illusies heeft in een 'sociaal' en 'progressief' Europa, kan het beste herinnerd worden aan de eerste Syriza-regering in Griekenland, die via chantage op de knieën gedwongen werd, omdat deze een einde wilde aan het harde bezuinigingsbeleid. Of aan de EU-steun aan de Spaanse staat, toen deze via hardhandige repressie een einde maakte aan een Catalaans referendum over onafhankelijkheid.
De Europese Unie is onderdeel van het kapitalistische systeem en daarom hebben we meer nodig dan enkele hervormingen.
Het soevereinistische kamp
De andere zijde van Europees Links bestaat uit hen die het supranationale karakter van de EU als hoofdprobleem zien: Podemos, La France Insoumise, de Portugese Communistische Partij, de Nederlandse SP.
Zij zien de EU van Maastricht als een 'neoliberaal project', waartegenover zij de 'soevereiniteit' van de natiestaten zetten. De natiestaten zouden blijven samenwerken in een lossere, minder geïntegreerde unie, maar zouden autonomie hebben op sociaal beleid.
Deze analyse is problematisch. Ze gaat ervan uit dat het de Brusselse instituties zijn die het probleem zijn; niet de dominantie van grote multinationale bedrijven en banken over de economie. Hoewel de strijd tegen iedere pro-kapitalistische maatregel vanuit Brussel zeker gevoerd moet worden, is het een illusie om te denken dat de kapitalisten in Nederland en andere lidstaten opeens machteloos zijn wanneer de natiestaten enkele bevoegdheden terugkrijgen. De kapitalisten in alle landen zullen er alles aan doen om beleid in hun belang door te voeren, zowel binnen de nationale als supranationale instituties.
Een terugkerend thema binnen dit kamp, is de schuldenkwestie. Het kopstuk van La France Insoumise, Mélenchon, wil een 'conferentie over de schuldenproblematiek'. Dit is niets nieuws: Syriza-leider Tsipras sprak hier al over in 2015 en we weten hoe dat afliep. Mélenchon wil de schuld verminderen of herstructureren; dit betekent echter dat de banken, verzekeraars en financiële sector als geheel worden aangevallen, en zij zullen hun geld niet weggeven na een conferentie!
Gehele of gedeeltelijke afschaffing van de schuld is een progressieve maatregel die uitgevoerd moet worden met een revolutionair programma, met als eerste stap de nationalisering van de banken onder werknemerscontrole. In de tien jaar na 2008, hebben wereldwijd staten en centrale banken alles gedaan om het financieel kapitaal te redden. Via bezuinigingsbeleid werd het gewicht van de crisis op de schouders van de arbeiders gelegd. De werkende klasse heeft het recht om te zeggen dat een arbeidersregering geen cent terug betaalt.
Tegen de kapitalistische EU, voor een Socialistische Verenigde Staten van Europa!
De Europese Unie is niets meer dan een club van kapitalisten, een verheerlijkte douane-unie, opgericht in het belang van het Europese bedrijfsleven. Het heeft niets te doen met de belangen van de werkende klasse. Dat is ons startpunt. Onze oppositie tegen de EU is exact hetzelfde als onze oppositie tegen kapitalisme in het algemeen. We nemen een duidelijk onafhankelijk klassenstandpunt in. Het enige alternatief voor de kapitalistische EU, is de Socialistische Verenigde Staten van Europa. Dat is ons algemene standpunt. Deze federatie zou anders zijn dan de huidige EU, om drie hoofdredenen:
- Het zou een vrijwillige federatie zijn: enkel landen waar de bevolking voor toetreding is, kunnen toetreden en het recht op uittrede zal gegarandeerd zijn.
- Het zou een democratische federatie zijn, omdat alle ambten gecontroleerd worden door werkende mensen via hun vertegenwoordigers.
- Ze kan enkel bestaan als we de productiemiddelen socialiseren en managen op basis van de noden van de bevolking, in plaats van voor de winsten van een minderheid.
Dit is geen utopie. Het is mogelijk indien een socialistische regering aan de macht komt in een Europees land en een oproep doet aan de werkende klasse in de rest van Europa om haar te volgen. Om dat te bereiken is het nodig om te zorgen dat we in alle landen socialistische partijen hebben, gewapend met de juiste analyses en standpunten, die deze rol kunnen spelen. Dat is het doel van de marxisten.