Op vrijdag 17 februari ontplofte de situatie in Suriname. Protesten tegen de regeringspolitiek van Chan Santokhi in Paramaribo leidden tot een bestorming van De Nationale Assemblée, gevolgd door rellen en plunderingen van winkels. Na een dag avondklok en ruim honderd arrestaties is de rust nu ogenschijnlijk weer hersteld. Wat is er aan de hand?
Verschillende commentatoren in de Surinaamse en Nederlandse burgerlijke pers hadden het over ‘on-Surinaamse’ toestanden. In een bepaald opzicht is dit correct. Zo’n explosie hebben we lange tijd niet gezien in de Nederlandse ex-kolonie.
Oppervlakkige commentaren vergelijken de situatie met de Capitoolbestorming in de VS in 2021 en de recente bestorming van het Braziliaanse parlement door aanhangers van Bolsonaro, om te wenen hoe de ‘democratie’ onder druk staat. Dit waren echter twee duidelijk georganiseerde acties van groepen reactionaire aanhangers van ex-presidenten. De situatie in Suriname is fundamenteel anders.
Dit was een protest van vakbondsleden (waarbij ook gestaakt werd) en allerhande oppositieactivisten die zich tegen de regering van Chan Santokhi keren; een progressief protest tegen het kapitalistische regeringsbeleid, waar veel onvrede over heerst. Er waren zo’n 5.000 mensen op straat in Paramaribo, wat neerkomt op bijna 1% van de bevolking van het kleine land (vergelijkbaar met een protest van 150.000 mensen in Nederland).
Er is een materiële basis hiervoor. De inflatie in het land is 54,7% ten opzichte van een jaar geleden. Voor brood en granen, groente en fruit liggen deze percentages zelfs tussen de 74 en 80%. De lasten voor huisvesting zijn met 68% gestegen. Zoals in ieder kapitalistisch land zijn de lonen echter niet meegestegen. Dit betekent dat er een enorme daling van de koopkracht heeft plaatsgevonden, met alle gevolgen van dien. Er doen verhalen de ronde van leraren en verpleegsters die zich ziek melden, om dan stiekem een andere baan ernaast te nemen om rond te komen. Jonge vrouwen in clubs proberen wat aan te knopen met Surinaams-Nederlandse toeristen, om zo een uitweg naar Nederland te zoeken, etc.
Intussen voert de coalitie van Chan Santokhi en Ronnie Brunswijk uit wat het IMF haar oplegt, d.w.z. bezuinigingen op de werkende klasse in ruil voor leningen. Er is in opdracht van het IMF gesneden in de brandstofsubsidie, wat de prijzen voor benzine flink verhoogt. Er is echter geen goed openbaar vervoer dat als alternatief voor de auto kan dienen, wat betekent dat deze bezuiniging bij de werkende klasse terecht komt in de vorm van nog meer prijsstijgingen.
Daarnaast wil de regering-Santokhi aanvallen doen op het ambtenarenapparaat, om zo publieke uitgaven terug te dringen. Dit wordt gerechtvaardigd door het idee dat er allerlei corrupte ambtenaren zijn die op cliëntelistische wijze benoemd zijn door de vorige president, Desi Bouterse. Die zullen er zeker zijn. Echter, dit snijden in het apparaat is duidelijk een besparingsmaatregel in de publieke sector, in een land waar de officiële werkloosheid al 8% is.
Dit alles ligt achter de sociale uitbarsting van vrijdag de 17e. Er was veel woede en er zijn veel Surinamers die willen dat de regering van Santokhi en Brunswijk vertrekt. Dat er relschoppers en plunderaars waren die hiervan gebruik maakten, of dat deze kleine groep (enkele tientallen op een totaal van 5.000) criminele elementen bevatte die mogelijk door Bouterse’s partij betaald of aangestuurd werd, verandert hier fundamenteel niets aan.
Bouterse de schuld van alles?
De Surinaamse heersende klasse geeft de schuld voor de huidige economische situatie, alsook de rellen en plunderingen, aan Desi Bouterse. Hierin worden ze gevolgd door burgerlijke politici en commentatoren in Nederland. Dat is geen verrassing. Santokhi is de grote vriend van het Nederlandse imperialisme, die de diplomatieke banden in 2020 heeft hersteld, na 10 jaar regeringen-Bouterse.
Het is zeker waar dat Bouterse een rol heeft gespeeld in de situatie in Suriname. Onder zijn regeringen is de staatsschuld flink toegenomen, van ongeveer 20% van het bbp in 2010, tot 111% in 2020. Geld spenderen dat de regering niet had, door het te lenen van Chinees en Indiaas financierskapitaal, in plaats van dit weg te halen bij de belastingontduikende Surinaamse bourgeoisie, was zijn manier om de sociale vrede te bewaren in Suriname en aan de macht te blijven. Hij deed dit ook om zo zijn eigen positie proberen veilig te stellen met betrekking tot het proces rond de Decembermoorden dat tegen hem loopt.
Echter, de nalatenschap van Bouterse is constant misbruikt door Santokhi en de Surinaamse (en Nederlandse) heersende klasse om allerlei IMF-opgelegde bezuinigingen goed te praten. Santokhi wordt gepresenteerd als ‘liberaal-democratisch’ alternatief voor de corrupte Bouterse. In werkelijkheid vinden er onder Santokhi net zo goed cliëntelistische benoemingen van vrienden en familieleden op topposities plaats. Santokhi’s vrouw werd benoemd tot de raad van commissarissen van Staatsolie. Vice-president Ronnie Brunswijk is een veroordeelde drugscrimineel, wiens broer nu ook allerlei nieuwe topfuncties bij staatsbedrijven kreeg. Het fundamentele verschil is niet corruptie, maar de houding tegenover het Nederlandse imperialisme.
Tijdens de covid-crisis is de economie van Suriname flink gekrompen (16% in 2020). Nu is er een licht herstel, maar met enorme inflatie en stijgende armoede. Het zijn de Surinaamse werkers en armen, van alle etniciteiten, die de rekening betalen. De rellen en daaropvolgende repressie moeten dan ook niet de vakbonden doen stoppen met mobilisaties. Enkel zij kunnen het land platleggen en Santokhi op de knieën krijgen. Er is echter ook een politiek alternatief nodig.
Noch de ‘liberale’ partijen, noch de ‘populist’ Bouterse heeft een oplossing voor de crisis van het Surinaamse kapitalisme. De Surinaamse werkers hebben een eigen partij nodig, op klassenbasis, die breekt met de ontaarde en parasitaire heersende klasse, en vecht voor een socialistisch alternatief, om de rijkdom in het land in te zetten voor de behoeften van de bevolking. Dat is waar marxisten in Suriname voor moeten vechten.
In Nederland moeten we als arbeidersbeweging de hypocrisie van onze eigen heersende klasse (zoals de lofuitingen voor Santokhi) ontmaskeren en in solidariteit staan met onze strijdende broeders en zusters in Suriname.