Ex-vakbondsleider en ex-premier Wim Kok (PvdA) heeft een nieuwe bijbaan. Sinds november 2013 is hij werkzaam als niet-uitvoerend bestuurder bij de China Construction Bank. De bijbaan bestaat uit negen vergaderingen per jaar, waarbij hij per vergadering €4700 opstrijkt.
Dit is niet zijn enige topfunctie geweest. Vlak voor het begin van de bankencrisis ging Wim Kok als commissaris bij ING akkoord met een verhoging van de salarissen van de bestuurders in de top, terwijl hij zich in de jaren ’90 als premier nog uitsprak tegen de ‘exhibitionistische zelfverrijking van topbestuurders’. Ook als commissaris van PostNL ging Kok twee jaar geleden akkoord met een salarisverhoging van de top, die betaald werd door het afdanken van vaste krachten en het uitbuiten van parttime postbezorgers met minilonen, terwijl de kwaliteit van de postbezorging flink achteruit is gegaan.
Het is ironisch dat Wim Kok, die in de jaren ’70 beschouwd werd als fanatieke en strijdbare vakbondsleider, uiteindelijk zo diep in het kamp van de andere klasse is terechtgekomen. Toch is dit geen geheel toevallige ontwikkeling. Het bewustzijn en de ideeën van mensen worden door de maatschappelijke omstandigheden gevormd. De jaren ’70 van de vorige eeuw waren een periode van sociale strijd. Een belangrijke rol speelde de crisis van ’73, de eerste mondiale crisis van het kapitalisme sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog, die een einde maakte aan de relatief kalme periode van hoge groei die eraan vooraf ging. In Portugal vond er in 1974 een revolutie plaats tegen het regime van Caetano. In Spanje leidden massamobilisaties tot het einde van het Franco-regime en de invoering van democratische hervormingen. Het Griekse kolonelsregime werd in 1973 afgezet. In landen zoals Groot-Brittannië en Nederland vonden er veel strijdbare stakingen plaats. Relatief linkse sociaal-democratische premiers (zoals Den Uyl in Nederland) voerden veel progressieve hervormingen door.
Ondanks de vele stakingen, revoluties en hervormingen, werd het kapitalistische systeem niet vervangen door een democratisch socialisme. Met lage winstgevendheid en hoge inflatie, besloten de kapitalisten om in het tegenoffensief te gaan. De jaren ’80 zagen de komst van Reagan en Thatcher, en in Nederland Van Agt en Lubbers. De ‘markt’ werd opnieuw gepromoot. De sociale zekerheid moest teruggedrongen worden, staatsindustrieën moesten geprivatiseerd worden en delonen moesten gedrukt worden. De vakbeweging moest haar plaats weer kennen. Reagan en Thatcher vielen direct de vakbeweging aan met repressie (zoals bij de Britse mijnwerkersstaking van 1984-85). In Nederland gebeurde dit door loonmatiging. Geheel meegaand met de tijdsgeest, sloot de vroegere linkse vakbondsleider Wim Kok het Akkoord van Wassenaar, waarbij loonmatiging zo ongeveer tot een heilig principe werd verheven. Telkens als de bonden ‘onrealistische’ eisen stellen, grijpen de werkgevers terug op loonmatiging en de angst voor massawerkloosheid. Dat we momenteel na decennia loonmatiging bijna 9% werkloosheid hebben, laat zien hoe hol dit nu klinkt.
De contrarevolutie van de jaren ’80 had ook haar invloed op de Partij van de Arbeid, waar Wim Kok een steeds grotere rol speelde. Hij werd minister van financiën in kabinet-Lubbers III, waar hij een bezuinigingsbeleid voerde dat net zo goed door CDA of VVD gevoerd zou kunnen worden (vergelijkbaar met de PvdA in het huidige kabinet).
In de jaren ’90 werd deze verrechtsing door de val van de Sovjet-Unie en een korte economische hausse versterkt. Wim Kok sprak over het ‘afschudden van de ideologische veren’. Door het vertrek van veel actieve leden in deze periode, werd de macht van de conservatieve partijbureaucratie nog meer versterkt.
Dit vormde de basis voor de paarse kabinetten, waar Wim Kok premier was tussen 1994 en 2002. In tegenstelling tot bij Den Uyl, was er bij Kok geen ruimte voor progressieve hervormingen op economisch vlak (wel op ethisch vlak, zoals bijv. de legalisering van het homohuwelijk). De NS werd geprivatiseerd, door bezuinigingen liepen de wachtlijsten in de zorg flink op, er ontstond gettovorming in achterstandswijken. Uiteindelijk kon Pim Fortuyn deze onvrede in 2002 richting een rechts-populistisch programma kanaliseren. Het was de ultieme straf voor de politieke evolutie van Wim Kok en andere leiders van de PvdA. De terugkeer naar links kwam er voor Kok niet meer. In plaats daarvan stapte Kok over geheel over naar de kant van de werkgevers, door in commissies van grote bedrijven plaats te nemen.
Om te zorgen dat de arbeidersbeweging geen nieuwe Wim Koks voortbrengt, is het nodig dat de leiding van de beweging theoretisch geschoold is. Dat ze de maatschappelijke gebeurtenissen kan analyseren en niet zomaar met alle winden meewaait. Dat ze een duidelijk perspectief heeft, waarbij de alledaagse strijd voor verbeteringen en hervormingen verbonden wordt met het streven naar een fundamenteel andere samenleving. Dat is de taak van de marxisten.