Dit perspectievendocument werd goedgekeurd door het 2022 Congres van Revolutie. Het document heeft als doel de economische, sociale en politieke trends in Nederland op hoofdlijnen te bepalen, en om perspectieven voor de klassenstrijd voor de komende tijd te ontwikkelen.
Een wereld van instabiliteit
De perspectieven voor Nederland zijn onlosmakelijk verbonden met de situatie op wereldschaal. Het jaar 2022 ging van start met het geleidelijk loslaten van coronamaatregelen wegens de vermeend ‘mildere’ omikronvariant, maar het lichte optimisme ‘dat we langzaam weer teruggaan naar het oude normaal’ werd al snel weggevaagd door de Russische inval in Oekraïne.
Dit reactionaire militaire avontuur was geen ‘onuitgelokte’ aanval van een ‘gestoorde’ leider, maar een onderdeel van een breder proces van verzwakking van het Amerikaans imperialisme in de wereld, wat ruimte geeft aan het Russische imperialisme om meer ruimte op te eisen in de regio.
Lenin legde uit in zijn boek Imperialisme hoe met de volledige verdeling van de wereld onder de imperialistische machten, deze enkel hun machtspositie konden vergroten door middel van onderlinge herverdeling. Dat betekent, door middel van oorlog en proxyoorlog.
De positie van het Amerikaans imperialisme is al jaren aan het verzwakken. De chaotische terugtrekking van Westerse troepen uit Afghanistan, na een twintigjarige imperialistische missie die niets dan ellende gebracht heeft, was een sein voor het Poetin-regime om de druk op te voeren op Oekraïne om zich niet aan te sluiten bij de NAVO.
De NAVO-landen, de VS voorop, hebben constant Oekraïne richting een conflict met Rusland geduwd, om na de daadwerkelijke inval enkel wapens te leveren. Het instellen van een ‘no-flyzone’, wat gewenst wordt door haviken in de Oekraïense regering (alsook liberalen en ‘linksen’ in het Westen) zou een directe militaire confrontatie met Rusland betekenen en is daarom geen optie voor het Westers imperialisme.
Het perspectief van een Derde Wereldoorlog is niet aan de orde op de korte termijn. De kapitalistische klasse vecht voor politieke invloedssferen, en toegang tot markten en grondstoffen. Het bestaan van kernwapens en het gevaar van wederzijdse vernietiging, betekenen dat wereldoorlog een zelfmoordmissie is.
Desondanks is deze oorlog een reactionaire slachting. Er zijn op 18 april al 2.104 burgerdoden gevallen en bijna 2.608 burgers gewond geraakt. De oorlog heeft zowel het Oekraïens als Russisch nationalisme versterkt, met een toegenomen onderlinge haat tot gevolg. In de NAVO-landen heeft het ertoe geleid dat reactionaire politici de aandacht kunnen afleiden van hun eigen politiek, door middel van een externe vijand.
De sanctiepolitiek tegen Rusland gaat Poetin niet stoppen. Het raakt de Russische arbeiders en middenklasse en drijft een deel van hen tijdelijk in de handen van het regime. Indirect raken deze sancties (en de oorlog als geheel) ook de levensstandaard van arbeiders in andere landen, wegens stijgende brandstof- en voedselprijzen.
De oorlog heeft verder geleid tot een herbewapening van landen als Japan, Duitsland en Nederland, die weer aan de NAVO-norm voor defensie-uitgaven van 2% van het BBP willen voldoen. In een verslechterende economische situatie betekenen dat uitgaven die linksom of rechtsom betaald zullen moeten worden door de werkende klasse, in de vorm van nieuwe bezuinigingen of meer inflatie.
Wereldeconomie
De wereldwijde recessie van 2020 zag een mondiale daling in de output van 4,3%, de grootste krimp sinds de Tweede Wereldoorlog. Deze werd niet veroorzaakt door de coronapandemie. Er waren al tekenen van recessie aan het eind van 2019. Uiteraard zorgde de pandemie, met alle lockdowns en beperkingen van de productie en consumptie, er wel voor dat de crisis in gang gezet werd.
Er kwam er een terugvering in 2021. Dit was op zekere hoogte onvermijdelijk. Zolang het kapitalisme blijft bestaan, zullen er schommelingen zijn. Dat er een herstel komt, zegt echter niets over de aard van het herstel. Het IMF en de Wereldbank verwachtten in 2022 een lichte afname van de groei ten opzichte van 2021, maar dat was voordat de oorlog in Oekraïne losbarstte. Sindsdien zijn de burgerlijke strategen zeer somber en vrezen sommigen van hen een mondiale recessie. In sommige landen dreigt, wegens de hoge inflatie, zelfs een situatie van stagflatie.
In 2020 geval zagen we dat de burgerlijke staatsapparaten het bedrijfsleven koste wat kost probeerden overeind te houden, door miljarden dollars en euro’s in de economie te pompen. De VS alleen spendeerden ruim $10 biljoen (tien keer zoveel als in 2008-10) en Nederland trok €82 miljard uit aan economische steun.
Met de latere versoepelingen kon er in de geavanceerde kapitalistische landen veel opgepot geld uitgegeven worden, wat de consumptie een boost gaf en tot snelle groei leidde. De productie kon echter niet altijd aan de vraag voldoen. Door lockdowns en personeelsuitval door coronabesmettingen, lag veel productie stil of werd er niet op volle kracht gedraaid. Daarnaast waren er door de verstorende werking van de pandemie veel aanvoerketens verstoord. Het fenomeen van ‘just-in-time-productie’, dat lang gebruikt werd om kosten te besparen en de winsten te verhogen, werd nu een groot probleem, omdat hele productielijnen tot stilstand konden komen wegens tekorten aan een bepaald soort schroeven.
Meer geld in de economie pompen, terwijl de reële productie geen tred houdt, is een recept voor inflatie. Een tweede factor die hieraan bijdraagt zijn de stijgende olie- en gasprijzen. Deze waren al aan het stijgen vóór het Rusland-Oekraïne conflict, wegens de economische terugvering. Olie en gas zijn niet alleen benodigd voor energieproductie en brandstof, maar dienen ook als grondstof voor essentiële producten als plastic en kunstmest. Wegens de rol van fossiele brandstoffen in de vervoerssector, worden uiteindelijk alle goederen duurder als de olie- en gasprijzen flink stijgen.
Het is dan ook geen toeval dat we nu een wereldwijde golf van inflatie zien. We zien in veel landen de hoogste cijfers in ruim 40 jaar. Turkije heeft nu een inflatie van 54%; Rusland 15%; Spanje 10%; het Verenigd Koninkrijk ruim 6%; Nigeria 16%; Pakistan 12%; de Verenigde Staten net onder de 8%. In Nederland stond de inflatie in 2021 op jaarbasis op 5,6%. In maart 2022 is deze al gestegen tot 12%.
Dit alles gaat enorme sociale effecten hebben. De eerste revolutionaire opstand van dit jaar hebben we al gezien in Kazachstan, waar straatprotesten en stakingen van olie-, metaal- en mijnwerkers in gang werden gezet door een stijging van de brandstofprijzen. Een gebrek aan revolutionair leiderschap, in combinatie met repressie door Russische troepen, heeft deze beweging voor nu in de kiem gesmoord. De problemen die haar in gang zetten zijn echter niet voorbij, noch in Kazachstan, noch in andere landen.
De COVID-pandemie heeft al gezorgd voor een sterke groei van de ongelijkheid, binnen landen en tussen landen. Daar komt nu een golf van inflatie bovenop. Vooral de stijging van voedselprijzen raakt de onderontwikkelde kapitalistische landen het hardst. Rusland en Oekraïne zijn samen verantwoordelijk voor bijna 30% van de mondiale tarwe-export, dus de oorlog en sancties hebben hierop een enorm effect.
Veel arme landen hanteren al voedselsubsidies om de prijzen op enigszins redelijke hoogten te houden. Met de prijsstijgingen van voedsel en kunstmest betekent dit dat zij komen te staan voor de keuze om of de prijzen voor de eindgebruikers te laten stijgen (met onrust als gevolg), of meer uitgaven te doen om de prijzen te stabiliseren. Dit laatste betekent een nog verdere toename van de staatsschulden van deze landen en meer sociale onrust op langere termijn.
De laatste grote stijging van voedselprijzen was rond 2008. Deze leidde tot een grote toename van protesten en rellen. Het was een belangrijke factor die leidde tot de Arabische revolutie van 2011. Tijdens de golf van revolutionaire opstanden in 2019 speelden hoge prijzen ook een belangrijke rol. We kunnen dan ook voorspellen dat stijgingen van voedselprijzen gaan leiden tot een nieuwe golf van revolutionaire opstanden. Een eerste land waar dit duidelijk speelt is Sri Lanka, waar eind maart een opstandige beweging op gang kwam tegen inflatie en tekorten aan voedsel, brandstof en medicijnen.
Om de inflatie in te dammen, zullen de Federal Reserve en Bank of Engeland voor het eerst sinds de crisis van 2008 de rentevoeten verhogen. De ECB stelt dit wegens de oorlog in Oekraïne wellicht uit tot 2023, maar het is duidelijk dat ze iets tegen de destabiliserende inflatie wil doen.
Renteverhogingen kunnen het effect hebben dat veel ‘zombiebedrijven’ omvallen en de werkloosheid gaat stijgen. Verder zal het leiden tot een kapitaalvlucht vanuit de Derde Wereld en BRICS-landen richting de VS en EU, en een verergering van de schuldensituatie van arme landen, die hun schulden in dollars zijn aangegaan.
De totale mondiale schuldenberg (publiek en privaat opgeteld) was vorig jaar 355% van het wereld-bbp, het hoogste percentage ooit. In de laatste 20 jaar is het percentage schulden twee keer zo snel gegroeid als het wereld-bbp. Dit toont aan dat het kapitalisme de laatste decennia op geleende tijd heeft geleefd. Met de rentestijgingen komt er een einde aan het tijdperk van goedkoop krediet en gaan we structureel lagere groeicijfers zien.
Lagere groei, in combinatie met enorme schulden en hogere rentes, zijn een groot probleem voor de kapitalisten. Zij zullen de rekening zoveel mogelijk proberen door te schuiven naar de arbeidersklasse, in de vorm van bezuinigingen en lastenverzwaringen. Dit is een recept voor toenemende klassenstrijd in alle delen van de wereld.
Protectionisme
Een gevolg van deze structureel lagere groei is dat de protectionistische tendensen verder versterkt zullen worden. Deze zijn namelijk niet het gevolg van simpele beleidskeuzes van individuele bewindslieden. Joe Biden heeft niet fundamenteel gebroken met de politiek van Trump; hij heeft enkel de focus van zijn protectionisme van de EU nog meer richting China gestuurd. Protectionisme is een teken van crisis van het systeem, waarbij de heersende klassen geen vertrouwen meer hebben in een systeem van wereldwijde vrijhandel en proberen om de problemen van hun eigen economieën als het ware te exporteren naar andere landen.
De dislocatie tijdens de coronacrisis heeft het protectionisme flink versterkt. In plaats van te vertrouwen op ‘just-in-time’ productie, willen de kapitalisten nu ‘eigen’ industrieën promoten binnen hun machtsblok. Zo hebben de Verenigde Staten en de Europese Commissie beide wetgeving doorgevoerd om een eigen microchipsindustrie te ontwikkelen, om zo minder afhankelijk te zijn van Zuid-Korea en Taiwan (die zich in de regio van China bevinden).
Dit alles leidt tot een sterkere competitie tussen de machtsblokken van de VS, de EU, China, en enkele kleinere machten. Het nieuwste regeerakkoord laat zien dat Rutte IV overstag is gegaan en zich de facto volledig onderwerpt aan de EU-politiek. De poging van Rutte om tijdens de coronacrisis de leider te zijn van de ‘vrekkige vier landen’ in hun poging om zich tegen coronasteun aan Zuid-Europa te keren, liep spaak toen Duitsland zich hiertegen keerde. Dan maar liever een gehele onderwerping aan Duitsland, om voordelen te realiseren voor ASML (de Veldhovense fabrikant van machines die chips produceren) en andere hightechbedrijven.
Coronapandemie
Ondanks de versoepelingen en de dominantie van de zogenaamde omikronvariant, is de coronapandemie niet voorbij. De omikronvariant is wellicht minder schadelijk, maar wel besmettelijker. Er vinden nog steeds uitbraken plaats, in onder andere Zuid-Korea, China en de VS.
Dat een groter deel van de bevolking in de geavanceerde landen gevaccineerd is, helpt mee om hier de ergste gevolgen tegen te gaan, maar wordt ook gebruikt als excuus om restricties af te schaffen en de economie weer open te gooien, vooral nu de oorlog in Oekraïne de groei dreigt in te perken.
Er heerst in veel landen een ‘coronamoeheid’, als gevolg van de klungelige en inconsistente aanpak van de pandemie, die in laatste instantie voortkomt uit de beperkingen van de natiestaat en het privaatbezit van de productiemiddelen. Er zijn veel psychologische problemen en men wil weer ‘doorgaan’. Toch betekent dat niet dat men vergeten is hoe de regeringen de economische belangen voor die van de volksgezondheid plaatsten en hoe de essentiële werkers tijdens de pandemie behandeld zijn.
Een nieuwe variant van COVID-19 is niet uitgesloten. Vooral wanneer de winstzucht van de farmaceuten ertoe leidt dat ze ondermaats vaccins leveren aan arme landen. Noch is uitgesloten dat er een nieuwe pandemie ontstaat, wegens de manier waarop de kapitalistische productiewijze op niet-harmonieuze verhouding met de leefomgeving omgaat. Dat is ook niet iets voor ‘verre landen’. Juist de kapitalistische intensieve veehouderij in Nederland zou de bron kunnen zijn voor bijvoorbeeld een nieuwe, voor mensen gevaarlijke, mutatie van de vogelgriep, met alle gevolgen van dien.
Klimaatcrisis
De grootste crisis van allemaal is echter de klimaatcrisis, die een ernstige bedreiging vormt voor het voortbestaan van de menselijke beschaving. De laatste jaren, met verschillende hittegolven, een toename van overstromingen en extreem weer, konden de vertegenwoordigers van de kapitalistische landen er niet meer omheen, en moesten ze ‘afspraken’ maken om er iets tegen te doen. Het kapitalisme biedt enkel halve maatregelen en ‘greenwashing’, zonder enig grootschalig internationaal plan om deze crisis te lijf te gaan.
Nederlands positionering in een rivierdelta, waar tweederde van het bbp onder zeeniveau geproduceerd wordt, maakt dat de heersende klasse zelf ook aandacht geeft aan de gevolgen van klimaatverandering. Het Nederlands kapitalisme heeft een zeer geavanceerd systeem van waterbeheer, dat zelfs teruggaat naar de pre-kapitalistische tijd van de Graven van Holland. De overstromingen in Limburg toonden aan dat het Nederlandse waterbeheersysteem beter werkte dan dat van België en Duitsland, wegens een grote mate van planning. Echter, ook in Nederland verliep niet alles vlekkeloos. Het is duidelijk dat er de komende jaren en decennia veel geïnvesteerd moet worden om het water (van de zee en de rivieren) tegen te houden. Ook hier is de kwestie: wie betaalt?
De klimaatkwestie wordt door een deel van de kapitalistische klasse, hand in hand met kleinburgerlijke ‘groene’ en ‘progressieve’ politici en activisten, gebruikt om de werkende klasse te doen betalen. Dit in de vorm van belastingen op fossiele brandstoffen, een vleestaks, e.d. Hier is niets progressiefs aan. Ten eerste lost het niets op, ten tweede drukt het de levensstandaard (die al uitgehold wordt door inflatie) verder naar beneden, ten derde drijft het een deel van de werkende klasse in handen van rechtse demagogen die klimaatverandering ontkennen of relativeren. Enkel wanneer de arbeidersbeweging met een eigen klassenonafhankelijk programma rondom klimaat komt, waarbij het kapitaal de rekening betaalt, kan ze deze valse tegenstelling doorsnijden.
Nederlandse economie
Na het crisisjaar 2020, waarin de economie met 3,8% kromp, herstelde de Nederlandse economie in 2021 en groeide met 4,8%. Deze groei was geen verrassing. Het wegvallen van barrières voor productie en consumptie, door de versoepelingen, leidde ertoe dat er allerlei opgepot geld weer uitgegeven kon worden en er een opwaartse spiraal tot stand kwam.
De werkloosheid is nog steeds relatief laag, met een cijfer van 3,8% in december 2021. Er is zelfs sprake van een arbeidstekort in veel sectoren, zoals de horeca, de zorg, de kinderopvang, het openbaar vervoer en de schoonmaak. Deze situatie versterkt de positie van de werknemers. We kunnen verwachten dat de bazen dit probleem zullen proberen op te lossen, niet door hogere lonen aan te bieden natuurlijk, maar door meer werknemers aan te trekken uit andere EU-landen en zelfs landen daarbuiten. Zo worden er nu al verpleegkundigen uit Indonesië gehaald om tijdelijk in Flevoland te werken.
Zijn we economisch weer terug op pre-coronaniveaus? Het bbp zelf is weer hersteld naar het pre-coronaniveau, maar de productiviteit is nog beneden het niveau van 2017-18. Dit betekent dat er meer werknemers aan de slag zijn en/of meer uren draaien, maar dat er geen grootschalige investeringen in arbeidsbesparende technologie zijn gedaan. Dit alles weerspiegelt de onzekerheid op de internationale markten.
Het consumentenvertrouwen krijgt van het CBS het getal -39, het laagste in 9 jaar. Toentertijd was er een grote crisis met een record werkloosheid, die op de consumptie drukte. Nu is daar voorlopig geen sprake van, maar zien we in plaats daarvan de stijgende inflatie. Alles wordt duurder: boodschappen, de horeca, brandstof, maar ook papier en bouwmaterialen.
De regering-Rutte heeft enkele maatregelen genomen om de armste lagen te compenseren voor de energierekening en de belastingen op brandstof te verlagen. Tegelijkertijd is duidelijk gemaakt dat het hierbij blijft en we ‘allemaal zullen verarmen’. Dit betekent dat de post-coronapiek van ‘eindelijk wat uitgeven aan leuke dingen nu het weer kan’ al weer snel ingeperkt wordt.
De groei van de Nederlandse economie zal lager uitvallen dan verwacht, als gevolg van de oorlog in Oekraïne en de toegenomen brandstofprijzen, die overal economisch doorwerken. Een verhoging van de ECB-rentes eind dit jaar of volgend jaar kan de inflatie wellicht indammen, maar zal een economische klap geven aan de vele bedrijven die in feite voortbestaan op basis van goedkoop krediet. Deze hebben de lockdownperiode overleefd door allerlei overheidssteun, waardoor er in 2020 een dal was in het aantal faillissementen. Met de rentestijging kan alsnog een deel omvallen, met een omkering van de situatie op de arbeidsmarkt als gevolg.
Hoewel dit niet waarschijnlijk direct in Nederland zal plaatsvinden, moeten we rekening houden met het scenario van ‘stagflatie’, een combinatie van economische stagnatie en inflatie. Een inflatiecijfer van 12% had enkele jaren geleden ook zeer onwaarschijnlijk geleken. We kunnen zien dat de economische groei zal afnemen, terwijl de inflatie nog wel even zal aanhouden. Dit is een recept voor klassenstrijd.
De oorlog in Oekraïne zorgt wellicht ervoor dat de aandacht nu constant uitgaat naar de ‘externe vijand’, Poetins Rusland, vooral wanneer de leiders van ‘links’ en de arbeidersbeweging geen klassenstandpunt hanteren, maar dit effect gaat niet eeuwig duren. Op een gegeven moment zal de aandacht zich weer verschuiven naar de eigen regering en bazen.
Wooncrisis
In eerdere perspectievendocumenten noemden we altijd de situatie op de huizenmarkt en de grote problemen met betrekking tot betaalbare huisvesting. De ontwikkelingen van het afgelopen jaar hebben aangetoond dat dit correct was.
De Woonbeweging heeft sinds de eerste demonstratie in september 2021, de wooncrisis goed op de agenda gezet. De woonkwestie is onderdeel geworden van de normale gesprekken van de gemiddelde arbeider of student. Alle politieke partijen hebben er wel iets te zeggen.
De Woonprotesten waren niet de grootste demonstraties ooit en zelf niet eens van de laatste jaren, maar ze waren overduidelijk de meest radicale demonstraties sinds decennia. Leuzen over onteigening van huisjesmelkers kwamen veel voor en de aanwezige kameraden van Revolutie konden met veel gemak in gesprek gaan over onze standpunten. Ze tonen de aanwezigheid van een geradicaliseerde voorhoede van jonge mensen.
Het bijzondere van de huidige situatie is dat er een gelijktijdige crisis is van zowel de koopsector, als de sociale huursector als de vrije huursector. In alle sectoren zijn er tekorten dan wel zijn de prijzen onbetaalbaar.
De kwestie is zo urgent geworden dat gemeenten maatregelen nemen als een zelfwoonplicht voor nieuwbouwhuizen, een maatregel die enkele jaren geleden door linkse reformisten nog als vrij extreem gezien werd maar nu uitgevoerd wordt door burgerlijke partijen.
Het kabinet-Rutte wil dit oplossen door bij te bouwen. Dat kan natuurlijk onderdeel zijn van een oplossing, maar een echte oplossing laat zich niet beperken tot de grenzen van het privaatbezit. Nederland staat vol met honderdduizenden lege woningen en kantoorpanden. Daarnaast zijn er allerlei beleggerswoningen waar mensen teveel betalen. Het vraagstuk kan dan ook niet opgelost worden zonder onteigening.
Zolang dat niet plaatsvindt zal de huizenzeepbel zich nog verder opblazen en zullen de problemen schrijnender worden. In januari 2022 waren de koopwoningen 21,1% duurder dan het jaar ervoor. RaboResearch verwacht dit jaar een stijging van 17,3% en volgend jaar nog een stijging van 5,5%.
Een oneindige stijging van de prijzen is onmogelijk. Er zal een keer een piek bereikt worden. De pandenbezitters kunnen niet de vrijesectorhuren even hard omhoog blijven gooien als de woningprijzen. Het is niet zeker of deze piek ‘natuurlijk’ bereikt wordt of dat de burgerlijke staat met maatregelen (huurreguleringen en hogere rentes) komt om deze zeepbel kunstmatig te laten leeglopen. In geval van het knappen van de zeepbel is echter geenszins alle problematiek opgelost.
De Woonbeweging kwam voort uit noodzaak. Het was een toevallig initiatief van een groep activisten, waarbij vele groepen en partijen zich aansloten. De structuur (een alliantie van groepen aan de top) maakte het mogelijk om snel te mobiliseren voor enkele demonstraties.
Echter, op termijn is deze structuur een belemmering geworden. De demonstraties zijn relatief kleiner geworden en worden steeds meer gedomineerd door anarchisten die willen aanzetten tot kraakacties. We keuren deze acties van individuele toe-eigening niet af, maar wijzen er wel op dat de meer geavanceerde eis van onteigening alom aanwezig was bij de demonstraties en dat het de taak is van de beweging om dit standpunt verder in het publieke debat te krijgen.
Een ander fenomeen dat aan het terugkeren is, is de huurstaking, een strijdtraditie die teruggaat tot de jaren 1930. We zagen recentelijk de huurders bij Startblok Riekerhaven in Amsterdam, die weigerden hun huur te betalen nadat letterlijk het dak van hun complex was gewaaid. Verder zijn er gedeeltelijke huurstakingen, waarbij bijvoorbeeld collectief wordt geweigerd het verschil tussen de oude en verhoogde huur te betalen.
De objectieve situatie dwingt tot meer acties. De enige manier waarop dit goed gekanaliseerd kan worden, is door het opzetten van democratische wooncomités, waar een bredere laag van de werkende klasse en jongeren bij betrokken kan worden. Hier kunnen acties gepland worden tegen lokale verhuurders en pandenbezitters, om meer mensen te betrekken in de strijd tegen hoge huren en woningnood. Hoe dan ook, gezien de ernst van de situatie, zal de Woonbeweging linksom of rechtsom terugkeren.
Kabinet-Rutte IV en het vertrouwen
De lange formatieperiode van Rutte IV duidt op een politieke crisis. Dat er uiteindelijk voor dezelfde partijen is gekozen als bij Rutte III, toont de angst voor enige verandering bij de bewindslieden. Het toont vooral de leegte van alle leuzen over een ‘nieuw leiderschap’ en een ‘nieuwe bestuurscultuur/-stijl’. Er werd na bijna een jaar dan toch gekozen voor oude wijn in oude zakken.
Dit is geen toeval. De regering mag dan wel uit dezelfde partijen bestaan, maar er is tegelijkertijd sprake van een zeer versplinterd parlement, met 19 fracties. Een coalitie met PvdA of GroenLinks zou extra ruimte geven aan rechtse demagogen (PVV, FvD, JA21, BBB) om te fulmineren tegen een ‘links kabinet’, terwijl deelname van een rechtse partij juist tot verdere radicalisering van linkse jongeren zou kunnen leiden.
Het effect van de ‘nationale eenheid’ rond Rutte is voorbij. Het onnavolgbare coronabeleid, de toeslagenaffaire en de Groninger gasaffaire hebben bijgedragen aan een verminderd vertrouwen in de kabinetspartijen en de overheid. Eind 2021 had 42% van de burger vertrouwen in de overheid en was 52% ontevreden over het demissionaire kabinet. Na het aantreden van Rutte IV gaf tweederde aan dat zij wilde dat dit het laatste kabinet-Rutte zou zijn en dat zij weinig tot geen vertrouwen had in dit kabinet.
Het wantrouwen tegenover de politiek kwam ook tot uiting bij de gemeenteraadsverkiezingen, waar maar de helft van de kiezers ging stemmen (en waarbij de lokale partijen de winnaar werden). Dit waren de gemeenteraadsverkiezingen met de laagste opkomst ooit.
Sommigen op links zien dit als een slecht teken, een teken van een laag democratisch of klassenbewustzijn. Maar in feite weerspiegelt het een algehele onvrede met het systeem en een crisis van de burgerlijke democratie. In plaats van dit te bekritiseren, moeten we het begrijpen en plaatsen.
Rutte zal waarschijnlijk de geschiedenis ingaan als de langstzittende premier van Nederland, langer dan Lubbers en Colijn. We kunnen echter voorspellen dat zijn laatste regeerperiode zijn meest roemloze zal zijn. De economische situatie maakt alle investeringsplannen van het regeerakkoord een stuk moeilijker om uit te voeren, vooral wanneer er extra bestedingen aan defensie aankomen.
We kunnen verwachten dat de beleidsplannen bijgesteld gaan worden, om minder investeringen te doen en meer bezuinigingen door te voeren. Dit vraagt om verzet van de arbeidersbeweging, maar dat is afhankelijk van het leiderschap.
Rechtse reactionairen en fascisten
Zogenaamd ‘links’ heeft een historisch laag aantal zetels in de Kamer, wat ertoe leidt dat sommige linkse activisten een zeer pessimistisch perspectief hebben, met het idee dat we geleidelijk naar een situatie gaan waarin fascisten de macht kunnen overnemen. De vork zit echter anders in de steel.
De crisis bij de meest extreme van de rechts-reactionaire partijen, het Forum voor Democratie, toont juist aan dat het geflirt met fascistische en antisemitische elementen de partij veel schade heeft aangedaan. Inmiddels zijn alle ‘gematigde’ burgerlijke elementen vertrokken naar JA21 of andere afsplitsingen. Van de 12 Senaatszetels die de partij in 2019 behaalde, is er nog maar één over.
De oriëntatie van het FvD richting de anti-lockdown- en antivaxdemonstranten, heeft de partij sterk verbonden met deze minderheid, maar tegelijk vervreemd van een groot deel van de basis die het had. De radicale jongerenvleugel speelt nu een grotere rol. Het vertrek van Theo Hiddema (de laatste ‘matigende’ kracht) is het bewijs dat de partij een marginaal fenomeen is geworden en zich waarschijnlijk verder gaat richten op verbintenissen met allerlei complotdenkers.
Dat betekent niet dat de anti-lockdown- en antivaxelementen nu een soort fascistische massabeweging gaan vormen die politiek geleid zal worden door Forum. Ze vormden een zeer verwarde en heterogene beweging, een soort gelegenheidscoalitie tegen coronamaatregelen. Het afschaffen van de meeste coronamaatregelen heeft de beweging de wind uit de zeilen gehaald en in sommige gevallen geleid tot zelfreflectie. Niettemin kunnen deze elementen in de toekomst meer aanhang verkrijgen rond andere thema’s, vooral wanneer de arbeidersbeweging geen uitweg biedt.
Forum werd aanvankelijk gesteund door delen van het kapitaal, die een soort ‘gematigd’ alternatief voor de PVV wilden: een demagogische partij van avonturiers, die de belangen van het bedrijfsleven dient. Nu is die taak overgenomen door JA21, die zich als ‘gematigd’ alternatief voor Forum presenteren.
JA21 is een aartsreactionaire partij, geleid door twee mensen met een lange staat van dienst wat betreft racistische uitspraken. Met behulp van de burgerlijke pers worden ze schoongepoetst. Ze richten zich nu op een ‘cultuuroorlog’ tegen ‘woke’, om op demagogische wijze een deel van de werkende klasse achter zich te krijgen.
Enkel de arbeidersbeweging kan een alternatief bieden voor al deze demagogie, met een duidelijk klassenprogramma dat oplossingen biedt voor alle problemen die de werkende klasse ondergaat en openlijk strijdt tegen discriminatie, zonder concessies te doen aan ‘woke’ liberalisme.
Vakbonden en arbeidersstrijd
De leiding van de vakbonden greep de coronacrisis aan als nieuwe rechtvaardiging voor een politiek van collaboratie met de bazen en de overheid. Ze zag de steunpakketten voor het bedrijfsleven als zijnde in het belang van de arbeidersklasse. Op de korte termijn hebben deze wellicht geleid tot minder ontslagen en de doorbetaling van de lonen, maar ze hebben ook zeker bijgedragen aan de recente golf van inflatie, die de lonen en levensstandaarden van de arbeiders uitholt.
Deze algemene bondspolitiek betekent niet dat er geen sprake is geweest van stakingen. In april 2021 waren er al meer stakingen dan in heel 2020. We hebben vooral een reeks strijdbare stakingen gezien in de metaalsector en van het zorgpersoneel. Daarnaast zagen we o.a. stakingen van vuilophalers en van het personeel van gemeente Amsterdam.
Een interessante recente ontwikkeling is een opkomende beweging onder personeel in de detailhandel. Zo werd er in maart gestaakt bij Gall & Gall en was er sprake van een mogelijke staking bij Holland & Barrett. De detailhandel kent veel flexcontracten en lage lonen, met over het algemeen een lage organisatiegraad. Door de toenemende inflatie is de situatie dusdanig schrijnend geworden, dat onder deze lagen arbeiders de actiebereidheid groeit. Het grote arbeidstekort geeft hierbij extra vertrouwen, omdat er niet ‘tien anderen klaarstaan die jouw baan willen overnemen’.
De huidige situatie van hoge inflatie zal de vakbondsbureaucratie onder druk zetten om iets te doen. Mark Rutte heeft al aangegeven dat het kabinet weinig meer gaat doen, dus de druk op de vakbonden, de FNV voorop, zal toenemen. Tuur Elzinga, ‘polderaar’ bij uitstek, zal dit waarschijnlijk geen fijn vooruitzicht vinden, maar ook hij zal meer stakingsacties e.d. moeten organiseren om gezichtsverlies te voorkomen. Een loonoffensief is de enige manier om de effecten van de inflatie te bestrijden.
De FNV-bureaucratie dacht de situatie onder controle te hebben toen ze bij de afgelopen voorzittersverkiezingen op ondemocratische wijze Niek Stam (FNV Havens) uitsloot van deelname. Echter, het was niet de persoon Niek Stam die het poldermodel dreigde op te blazen met zijn ideeën van strijdbare acties, het zijn de tegenstellingen van het kapitalistische systeem die ertoe leiden dat de bazen geen concessies meer willen doen aan de arbeiders en zo zelf het poldermodel opblazen.
In de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk zien we het begin van een proces waarbij de oude rechtse vakbondsleiders vervangen worden door strijdbare linkse vakbondsleiders. Dit gaat samen met een proces van verjonging van de vakbond. In Nederland zijn we nog niet zover, maar het is duidelijk dat de druk van onderop gaat toenemen, dat er nieuwe lagen betrokken zullen raken in de arbeidsstrijd, en dat dit invloed gaat hebben op het leiderschap.
Niek Stam trok zich na zijn nederlaag terug in de Rotterdamse havens. Er werd geen poging ondernomen om een breed FNV-oppositienetwerk op te zetten. We kunnen dan ook niet precies voorspellen hoe een een strijdbare oppositie zich precies zal ontwikkelen, maar het is duidelijk dat de inflatie de situatie in de komende jaren hiertoe zal bewegen.
De Voor 14-campagne van de FNV had als doel om een minimumloon van €14 te realiseren in 2022. De focus op een campagne bij gemeenten en de Tweede Kamerverkiezingen heeft ertoe geleid dat dit maar zeer gedeeltelijk gerealiseerd is. Het nieuwe kabinet wil enkel een stapsgewijze verhoging van het minimumloon van 7,5% over de gehele regeerperiode. Waar het wel gelukt is een minimumloon van €14 in te voeren, is bij de staking van gemeentepersoneel. Dit toont de nut en de noodzaak voor een landelijk loonoffensief.
De Voor 14-campagne zal waarschijnlijk wegkwijnen of gereorganiseerd worden. De leus zelf is al achterhaald wanneer de inflatie de 12% raakt. De linkse actiegroepen die het werk deden zullen het hiermee niet eens zijn, maar het zal leiden tot discussies en een verhoging van het bewustzijn over welke richting de arbeidersbeweging op moet gaan.
SP en ROOD
Op het politieke front hebben we een verdere crisis en verrechtsing van de Socialistische Partij gezien. Dit is zichtbaar geworden met een reeks bureaucratische uitzettingen van oppositionele leden, alsook met een rechtsere politieke nadruk.
Bij de Woonopstand in Rotterdam weigerde de SP-leiding het repressieve politieoptreden tegen de demonstranten af te keuren; bij de gemeenteraadsverkiezingen haalde de ze opnieuw allerlei chauvinistische standpunten over Oost-Europese arbeidsmigranten van stal; in Apeldoorn is de partij zelfs een coalitie aangegaan met o.a. de VVD en de SGP. Dit opportunisme is versterkt doordat de beste linkse elementen de partij uit zijn gejaagd.
Na het officieel afstoten van ROOD als jongerenorganisatie, is er vervolgens een reeks royementen geweest om ROOD-leden ook allemaal de SP uit te werken, gevolgd door royementen van andere oppositionelen.
De partij is totaal geen aantrekkingspunt meer voor de meest geavanceerde lagen arbeiders en jongeren, zoals ze dit in het verleden was. Het totale gebrek aan zelfreflectie leidt ertoe dat iedere nederlaag wordt toegeschreven aan externe factoren, waaronder de grote nederlaag bij de gemeenteraadsverkiezingen. Het interne partijleven is dood; de partij is in feite een soort reformistische sekte geworden. Dat betekent niet dat er nu sprake is van een rechte lijn naar beneden. Zoals met de PvdA, zijn er zelfs momenten van terugvering mogelijk. Dit zal zo blijven zolang er geen massa-alternatief voor reformisme is.
De definitieve splitsing tussen de SP en ROOD heeft de weg vrijgemaakt voor ROOD om geavanceerde socialistische jongeren aan te trekken die niets met de politiek van de SP-leiding te maken wilden hebben. De organisatie noemt zich nu ‘marxistisch’ en is groeiende. Ze trekt een deel aan van nieuw radicaliserende jongeren.
Het onafhankelijke ROOD is een eerste stap op weg naar een nieuwe socialistische partij van de werkende klasse. REVOLUTIE neemt naar draagkracht deel aan het werk van ROOD, waar we op vriendelijke wijze onze ideeën en voorstellen delen.
De Socialisten
Met de reeks bureaucratische acties tegen kritische afdelingsbesturen in de aanloop van de gemeenteraadsverkiezingen, kwam het lokaal tot scheuringen binnen SP-afdelingen Rotterdam, Utrecht en Amsterdam. Hieruit is het initiatief De Socialisten voortgekomen.
Het initiatief is een stap vooruit, in zoverre het de beste elementen verenigt die uit de SP zijn geroyeerd of vertrokken en meer geavanceerde socialistische ideeën naar voren schuift. Het verenigt oprechte links-reformisten, centristen en marxisten.
De grote zwakte is echter dat er nog geen duidelijk idee is waar De Socialisten zich naartoe moet ontwikkelen. Het is nu een discussienetwerk, bestaande uit drie lokale socialistische partijen en een aantal ‘werkgroepen’. Een conservatief deel van de activisten wil simpelweg dat het bij een soort los netwerk blijft, vanuit het pessimistische perspectief dat de situatie moeilijk en ongunstig is. Hiertegenover staan andere delen die voor het oprichten van een nieuwe partij zijn, of die een ‘federatie van radicaal-linkse groepen’ bepleiten.
Het punt is dat er enig momentum was tijdens de afsplitsing van de drie lokale groepen, dat gebruikt had kunnen worden om een oproep te doen aan de beste elementen binnen de SP, ex-SP-leden en allerlei andere linkse jongeren en vakbondsactivisten, om een nieuwe partij op te richten op basis van tenminste enkele socialistische basisprincipes.
In plaats daarvan werd er gewacht op de gemeenteraadsverkiezingen en een reeks landelijke discussiebijeenkomsten, om tot een congres in de herfst te komen dat moet bepalen waar De Socialisten voor gaat staan. De nadruk op democratische discussie is logisch en op zichzelf niet verkeerd, gezien de bureaucratische ervaring binnen de SP. Er zijn echter ook momenten dat lange ongecoördineerde sessies met discussiestukken, zonder duidelijke conclusies, tot verlamming kunnen leiden.
Eveneens is er het idee dat er eerst sprake moet zijn van sterke lokale netwerken, voordat er een partij uitgeroepen kan worden, een remmende strategie. Juist het hebben van een landelijk programma kan ervoor zorgen dat er lokale afdelingen opgebouwd kunnen worden.
REVOLUTIE doet mee aan de discussies binnen De Socialisten en steunt de omvorming ervan tot een partij, op basis van een politiek programma waarin de verschillen met de SP (over coalitiepolitiek, de politie, arbeidsmigratie, etc.) duidelijk benoemd worden. Dit moet geen ‘federatie van radicaal-linkse groepen’ zijn, maar moet ernaar streven een brede socialistische partij van de werkende klasse te worden.
Zolang het proces echter blijft steken in eindeloze discussies, of De Socialisten toch meer een netwerk van lokale groepen blijft, is het goed mogelijk dat het vacuüm op links wordt opgevuld door andere krachten.
BIJ1
De partij BIJ1 is de afgelopen periode verder gegroeid in leden en in populariteit, wat bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen tot winst heeft geleid in Amsterdam, Rotterdam en Almere. Dit kan niet los worden gezien van haar strijdbaarheid en radicale eisen, die verbinden met een deel van radicaal-linkse jongeren en sommige vertrapte groepen.
Tegelijk is duidelijk dat BIJ1 zijn beperkingen heeft, wat duidelijk werd in meerdere conflicten binnen de partij. Het eclectische karakter van de partijpolitiek en de nadruk op identiteitspolitiek en intersectionaliteit, heeft geleid tot het aantrekken van allerlei kleinburgerlijke elementen. De crisis bij BIJ1 Almere, waarbij de lijsttrekker samenwerking met PVV en FvD niet uitsloot en meerdere raadsleden pro-bedrijfsleven verklaringen maakten, reflecteerde de druk van ‘ondernemers van kleur’.
In de komende periode kunnen we verwachten dat BIJ1 verder zal groeien en tegelijk dat er een differentiatie tussen een socialistisch geïnspireerde linkervleugel en een kleinburgerlijke rechtervleugel zal komen. Dit zal zeker het geval zijn als het project De Socialisten beperkt blijft tot een los netwerk van lokale groepen. Indien De Socialisten wel een nieuwe partij oprichten, is het mogelijk dat de linkervleugel van BIJ1 hiermee zou kunnen fuseren, wat een stap vooruit zou zijn voor de beweging.
Een bepaald deel van de BIJ1-jongeren zal in de komende periode op zoek gaan naar verklaringen en antwoorden, die het marxisme kan bieden. Het is onze taak om deze te bieden. Dit vergt theoretische standvastigheid, maar ook tactische flexibiliteit. We moeten onze marxistische analyse van uitbuiting en verschillende vormen van onderdrukking en discriminatie, kunnen uitleggen op een duidelijke manier, zonder gezien te worden als ‘economisten’ maar ook zonder enige concessies te doen aan postmoderne ideeën over identiteit.
De jeugd
De radicalisering voltrekt zich als eerste bij de jeugd. Dit gaat deels via ROOD/Socialisten, deels via BIJ1, en deels via jongeren die direct op zoek zijn naar een revolutionair alternatief. Dit is geen toevalligheid, maar is een wereldwijd fenomeen.
Generatie Z was kind toen de crisis van 2008 losbarstte. Ze heeft in haar politiek bewuste leven alleen maar Mark Rutte als premier meegemaakt. Ze radicaliseert door zaken als klimaatverandering en de strijd tegen onderdrukking en discriminatie.
Deze generatie groeit op met het besef dat ze veel schulden zal opbouwen en dat het moeilijk wordt om een betaalbaar huis te krijgen en een leven als dat van haar ouders te leiden. Maatschappelijke omstandigheden vormen het bewustzijn.
De kwestie van studieschuld is een groot thema. De burgerlijke partijen zijn akkoord gegaan met een herinvoering van de basisbeurs, maar op basis van nog lagere absolute bedragen dan in 2014 en zonder serieuze compensatie. Door niet serieus te mobiliseren, maar voornamelijk te lobbyen bij allerhande politieke partijen, is de leiding van de studentenbeweging medeverantwoordelijk voor dit resultaat.
We hebben al een eerste strijdbaar protest voor compensatie gezien, waarbij de ‘pechgeneratie’ - de jongeren die na de invoering van het stelsel zijn gaan studeren - een leidende rol speelde. Een volgend protest is in juni gepland. Dit is een mobilisatie van de studentenbeweging, maar de ‘pechgeneratie’ bestaat ook uit ex-studenten die zich in de rangen van de werkende klasse hebben gevoegd en op die manier een schakel vormen tussen de twee.
In de komende jaren kunnen we een verdere heropleving verwachten van de studentenstrijd, waarbij de carrièristische leiders vervangen zullen worden door meer strijdbare elementen.
Echter, het is niet alleen een kwestie van directe materiële belangen van jongeren. Jongeren radicaliseren tegen het hele kapitalistische systeem en zoeken naar radicale alternatieven. Marxisten moeten niet bang zijn en hun boodschap niet verwateren, want juist de meest openlijk radicale elementen zijn degenen die we nu willen rekruteren.
Onze taken
Het is in deze omstandigheden dat de marxistische tendens opgebouwd moet worden. We bereiden ons voor op wat nog gaat komen. We moeten strijden tegen ongeduld, maar ook tegen pessimisme en het idee dat er op korte termijn niets gaat plaatsvinden. Het is fundamenteel om marxistische kaders te trainen in perspectieven en theorie, met een gevoel van urgentie.
We moeten deze perspectieven uitleggen aan eenieder die openstaat voor onze ideeën, of deze nu student of arbeider is, of deze nu lid is van De Socialisten, Bij1 of ongebonden is. Daarbij hanteren we flexibele tactieken. We houden echter vast aan onze marxistische theorie, het wapen dat in de laatste 150 jaar gesmeed en versterkt is door Marx, Engels, Lenin, Trotski en andere marxisten binnen onze beweging. Dit dient als ons kompas.
We zoeken geen ‘linkse eenheid’ met allerhande pessimistische elementen. Als ‘links’ en de arbeidersbeweging klein zijn, komt dat door jaren en decennia van verkeerde politiek. Het zijn echter niet de kleine linkse groepen, maar de grote gebeurtenissen die ertoe leidden dat de beweging volstroomt met nieuwe leden die willen strijden. Onze taak is dan ook niet ‘de beweging te bouwen’, maar een groep van marxistische kaders te vormen die binnen die beweging een rol kan spelen.
Het is onze taak om de marxistische tendens in de Nederlandse arbeidersbeweging op te bouwen. We hebben de kern. Nu bouwen we verder aan een werkelijk landelijke organisatie, die tussenkomt in de arbeidersbeweging en andere sociale bewegingen. Zo bouwen we die tendens die in de toekomst een rol van betekenis kan spelen in de klassenstrijd en uiteindelijk de socialistische revolutie in Nederland.