In dit artikel analyseert Thomas Roode hoe woordkeuzes gebruikt worden om bezuinigingen te rechtvaardigen.
De afgelopen decennia heeft de hoeveelheid communicatie een vlucht genomen. Vooral door het internet zijn er veel meer mogelijkheden voor personen en instanties om met elkaar te communiceren. Essentieel bij elke communicatie is uiteraard het gebruik van woorden en dat geldt zeker voor uitspraken en boodschappen van de regering of haar vertegenwoordigers. Verschillende woorden roepen immers verschillende gevoelens op bij de ontvangers van deze boodschappen, met andere woorden: bij de kiezers. Het bespelen van deze gevoelens is voor de regering zeer belangrijk om een positief beeld op te roepen bij de achterban en daardoor bij de volgende verkiezingen een grotere kans te maken op herverkiezing. Dit kan uiteraard op verschillende manieren.
Het bekendste voorbeeld komt uit de literaire klassieker 1984, geschreven door George Orwell in 1949. De Britse schrijver introduceert in zijn boek Newspeak, een manier van spreken die erop gericht is het volk zo volgzaam mogelijk te maken. Zo worden concentratiekampen plezierkampen genoemd en is het Ministerie van Liefde verantwoordelijk voor de bloeddorstige geheime politie. De kern van Newspeak is elementen van de regering die negatief kunnen worden opgevat (concentratiekampen, geheime politie) in verband worden gebracht met woorden met een zeer positieve lading (plezierkamp, liefde). Hoewel dit extreme voorbeelden zijn, maken ook onze politici gebruik van deze methode.
Het meest gebruikte voorbeeld is de term ‘hervormingen’. Dit woord roept bij veel kiezers het beeld op van maatregelen die de bezem halen door een stoffige en starre bureaucratische organisatie die als een stofzuiger belastinggeld opzuigt. De term hervormingen wordt dan ook vaak in eenzelfde alinea vermeldt als de uitspraak ‘Nederland zal sterker uit de crisis komen’. Dat is natuurlijk klinkklare onzin. Sterker uit deze crisis komen is alsof je droger uit een regenbui kan komen. Maar toch nemen politici deze uitspraak in de mond. Van iets negatiefs, een economische crisis, proberen ze iets positiefs te maken. Ze maken van deze crisis gebruik om eindelijk alle rotzooi op te ruimen, rotzooi die ervoor zorgt dat de raderen van de overheidsmachine stroef draaien en er uiteindelijk voor gezorgd dat we in deze crisis zijn beland. Op deze manier gebruiken politici de crisis als een manier om ingrijpende maatregelen uit te voeren.
Maar wat zijn dan zulke hervormingen? Onder al dat eufemistische taalgebruik zijn het vaak zeer simpele maatregelen: een verhoging van de pensioenleeftijd, minder ontslagbescherming en het verlagen van de uitkeringen. Iedere simpele ziel zal inzien dat dit zeer negatieve maatregelen zijn. Maar door deze maatregelen te presenteren als zowel de oorzaak als de oplossing van de economische crisis proberen politici het draagvlak te creëren voor het nemen van deze maatregelen, die de bourgeoisie al jaren op de politieke agenda heeft staan. Eén van die maatregelen gaat getooid met eenzelfde eufemisme als ‘hervorming’ zelf, namelijk de ‘flexibilisering’ van de arbeidsmarkt. Flexibilisering is hét modewoord van de 21e eeuw. Het schept het beeld van gedreven professionals die zich snel kunnen aanpassen aan de snelle veranderingen van het kapitalisme. Wat het eigenlijk betekent is dat er voor de arbeiders minder zekerheid komt in hun loopbaan. Hun werkgevers kunnen sneller van hen af en als werknemer ben je meer dan ooit de speelbal van de werkgever.
Verder ademen deze woorden een soort vanzelfsprekendheid uit dat extra volgzaamheid stimuleert. Door de aan hervormingen en flexibilisering toegekende betekenis moet je wel gek zijn om er tegen te zijn. Wie wil nu niet sterker uit de crisis komen? De manier waarop maatregelen worden gepresenteerd onder deze noemers is een manier om ze als een logische noodzakelijkheid naar voren te schuiven. Het is dus crisis, dus we hebben hervormingen (lees: bezuinigingen) en flexibilisering (lees: meer onzekerheid voor de arbeiders) nodig. Om met de woorden van de recent overleden Margaret Thatcher te spreken: “There is no alternative!” Het verder marginaliseren van elk alternatief voor het kapitalisme is een krachtige bijwerking van dit cultureel kapitalistische taalgebruik.
Hoewel de betekenis achter woorden zoals ‘hervormingen’ en ‘flexibilisering’ minder bloederig is als ‘plezierkampen’ en ‘Ministerie van Liefde’, is de bedoeling van het gebruik van deze termen precies hetzelfde als in 1984: het volk zo volgzaam mogelijk maken en de hoeveelheid onrust tot het minimum te beperken. Daarom moet iedere kritische volger van de actualiteit extra scherp zijn als deze woorden uit de mond van politici komen.
Voor echte socialisten is het bewust misleiden van de arbeidersklasse nooit onderdeel van het programma geweest. De geschriften van Engels, Marx, Lenin en Trotski zijn altijd geschreven op een manier waardoor elke arbeider snapte waar het over ging. In hun historische boekwerken is er geen ruimte voor dubbelzinnigheden en eufemismen. Fouten van de leiding van de arbeidersbeweging worden op scherpe wijze geanalyseerd zonder de hoofdrolspelers te sparen. Alleen op deze manier kan een organisatie leren van de fouten uit het verleden en verder groeien.