Afgelopen week, in Zondag met Lubach (16/02/2020), had Arjen Lubach het kort over de problemen van het kapitalisme. Hierin werd grafisch uitgebeeld hoe gigantische bedrijven zoals Amazon en Uber de markt overnemen. Maar zoals dat wel vaker gebeurt in liberale kringen, eindigt het met een complete misvatting over monopolie-kapitalisme en communisme. Laten wij nou als marxisten daar net in geïnteresseerd zijn, en dit graag even rechtzetten. 

monopoly-spelbord

Monopolie-kapitalisme is niet nieuw

Laten we één ding duidelijk maken. Het filmpje van Lubach laat goed zien hoe monopoliekapitalisme werkt in het heden. Waar in de meeste media, door politici, en in de schoolboekjes economie wordt gesproken over de ‘vrije markt’, laat Lubach duidelijk zien dat het gigantische bedrijven zijn die de markt overnemen. Hij richt zich vooral op moderne reuzen als Uber en Amazon, die zoveel kapitaal hebben dat ze bereid zijn om jarenlang verlies te draaien om zo concurrenten het veld te laten ruimen.

Terwijl Arjen spreekt over het monopolie-stadium van het kapitalisme alsof het een nieuwe ontwikkeling is, een geheel  ‘onvoorzien fenomeen’, was Marx hem eigenlijk 150 jaar voor in Das Kapital, waar deze tendens (toen in vroege vorm) al werd besproken. Lenin heeft hem ook met 100 jaar ingehaald in zijn boek “Imperialisme: het hoogste stadium van het kapitalisme”; hij heeft daarin het monopolisme beschreven en zijn verdere ontwikkelingen voorspeld. Dit is een van de redenen waarom we zeggen dat het marxisme de overwinning is van een vooruitziende blik over verbazing.

Lubach heeft het over hoe dit kapitalistische stadium een ‘fout’ is die rechtgezet moet worden door weer terug te gaan naar vrije concurrentie; dan zou het systeem waar nu ‘rare dingen gebeuren’, weer hersteld worden. Dit argument is natuurlijk ook niet nieuw, sterker nog, dit is al 100 jaar geleden weerlegd door Lenin in het bovenstaande genoemde boek:

Laten we voor een ogenblik aannemen dat vrije concurrentie, zonder monopolies van welk soort dan ook, het kapitalisme en de handel inderdaad sneller tot ontwikkeling zou brengen. Maar hoe sneller de ontwikkeling van handel en kapitalisme in zijn werk gaat, des te sterker is de concentratie van productie en kapitaal, die het monopolisme voortbrengt. Monopolies zijn immers reeds geboren, — juist uit de vrije concurrentie! Zelfs indien de monopolies de ontwikkeling afremmen, zou dit toch geen argument zijn voor de vrije concurrentie, die nu eenmaal onmogelijk geworden is nadat zij het monopolisme heeft voortgebracht.

Terwijl kleine bedrijven concurreren, krijg je natuurlijk marktleiders. Naarmate deze bedrijven groter worden, worden ze efficiënter in het produceren van goederen en diensten. Ze investeren in massaproductie, en technieken om goederen goedkoper te produceren dan hun concurrenten. Ze kopen grondstoffen in tegen lagere prijzen. Ze nemen dan ook copyright en patenten op hun werk, waardoor concurrenten het niet kunnen gebruiken. Hoe groter je wordt, hoe gemakkelijker het is om geld te verdienen. Kleinere bedrijven kunnen niet concurreren. Dit wordt een ‘toetredingsdrempel’ genoemd. Dit zijn de wetten van het kapitalisme. Kijk bijvoorbeeld eens naar de auto-industrie: iemand met een beetje spaargeld kan onmogelijk naar de bank gaan om een lening aan te vragen om een nieuwe autofabriek op te zetten.

Natuurlijk kunnen er zich nieuwe sectoren ontwikkelen waar nog wel vrije concurrentie is. Voor een tijdje lijkt dit ‘de toekomst’ te zijn. Met de komst van personal computers en internet leek er een nieuwe impuls te zijn gegeven aan het kapitalisme van vrije concurrentie, waar in de beginjaren veel kleine bedrijfjes floreerden. Echter, grote bedrijven als Microsoft en Apple domineren nu de markt. Hetzelfde is er nu rond de hype van ‘tech start-ups’, waar we het proces van monopolisering nu van de grond zien komen.

Monopolies opdelen?

De grote kapitalisten zullen nooit vrijwillig hun winsten opgeven door nieuwe ‘overheidsregelingen’, dat is een geheel idealistische positie. Terwijl wij altijd als onrealistisch worden bestempeld, zijn we in ieder geval niet zo naïef om te denken dat ze zo gul zullen zijn om hun rijkdom weg te geven.

Neem bijvoorbeeld het huidige probleem van belastingontduikers. Als grote bedrijven zoals Shell niet bereid zijn om winstbelasting betalen, laat staan dat ze het prima vinden om hun monopolie ‘in stukjes te breken’. Zij hebben de wereldeconomie in handen, en dat aantal handen wordt ook nog eens kleiner en kleiner met elke crisis van het kapitalisme.

Lubach noemt het voorbeeld van John D. Rockefeller’s Standard Oil, dat in 1911 door de Amerikaanse regering werd opgedeeld in 34 bedrijven. Het heeft misschien de tendens naar absolute monopolievorming voor korte tijd teruggedrongen, maar deze bedrijven zijn zelf allemaal ook gigantische monopolies geworden (Chevron, ExxonMobil, ConocoPhillips). In plaats van één bedrijf, heb je meerdere bedrijven die samen de markt domineren. De opdeling heeft niets veranderd aan de macht van de grote olie-monopolies. Daarnaast had John D. Rockefeller aandelen in al deze bedrijven, wat ervoor zorgde dat zijn rijkdom en macht er zeker niet kleiner op werden!

Hoe graag je deze monopolievorming ook wilt stoppen, je kunt het wiel van de geschiedenis niet terugdraaien. Imperialisme en de tendens tot monopolie zijn een onvermijdelijk logisch gevolg van het kapitalisme. Daarom schreef Marx dat het kapitalisme uiteindelijk een belemmering zal vormen voor zijn eigen ontwikkeling, en hierdoor op de gehele maatschappij. Om vooruit te komen, moeten we breken met de ketting die ons vasthoudt; we hebben een socialistische revolutie nodig.

Socialisme en communisme

Lubach vergeleek monopoliekapitalisme ten onjuiste met communisme, alsof de twee hetzelfde zijn! In zijn behandeling van ’communisme’ sprak hij over de voormalige USSR en DDR en wees daarbij op het gebrek aan innovatie wegens het gebrek aan concurrentie. Dit waren geen ‘communistische landen’, maar wel geplande economieën, welke onder leiding stonden van een bureaucratische laag. Dat er weinig innovatie was (in ieder geval wat betreft consumptiegoederen), was niet het gevolg van een gebrek aan ‘vrije concurrentie’, maar van een gebrek aan democratische inspraak en vrijheid om te innoveren. Dat lag niet aan de geplande economie zelf, maar aan de verstikkende bureaucratie.

Gewone werkende mensen hebben genoeg innovatie. Iedereen die wel eens een baan heeft gehad, zelfs een klein bijbaantje, weet dat de gewone mensen op de werkvloer vaak zelf met ideeën komen om de productie te verbeteren; beter dan veel hoge managers! Menselijke innovatie gaat terug tot het begin van de menselijke beschaving en het is een belediging om dit te koppelen aan het winstprincipe van een systeem dat slechts enkele honderden jaren bestaat.

Marxisten zien communisme niet als de directe uitkomst van kapitalistische monopolievorming. We zien monopolievorming wel als symptoom dat de economie rijp is om uit de handen te nemen van de superrijke kapitaalbezitters. Het is de taak van de meerderheid, namelijk de werkende klasse, om de heersers van de huidige economie te onteigenen. De economie kan dan worden gepland aan de hand van het belang van de meerderheid, niet de minderheid. De miljoenen winsten zullen dan niet meer ongeïnvesteerd in banken liggen, maar juist naar de ontwikkeling gaan van de samenleving als geheel om de mensheid vooruit te brengen. Alle technologische en wetenschappelijke vooruitgang zal onmiddellijk worden geïmplementeerd in de samenleving om lasten te doen verminderen, en werkuren zoveel mogelijk in te korten. Zo kunnen mensen, echt mens zijn, en zich doen ontplooien en ontwikkelen. Dat is wat socialisme inhoudt.

Naarmate het socialisme wereldwijd is gerealiseerd, kan de overgang naar het communisme gemaakt worden. Dit is dan een geheel staatloze en klassenloze samenleving, waarbij iedereen van zijn behoefte is voorzien. Dit is dus duidelijk niet hetzelfde als monopolie-kapitalisme, zoals Lubach dat beweert.

Aangezien het kapitalisme ons niets meer te bieden heeft, en de progressieve rol die het ooit heeft gespeeld ten einde is gekomen, is de historische rechtvaardiging voor het bestaan het kapitalisme niet meer van toepassing.  Sterker nog, het drijft ons richting barbarij, waarbij oorlog, armoede, en de klimaatcrisis elke dag miljoenen levens bedreigen. De tijd is al lang gekomen; we moeten overgaan naar het socialisme.